Toen een militair werd ten laste gelegd, dat hij te Haarlem in
de Infanterie kazerne op 29 November 1905 in den vooravond in
de manschappenkeuken, waar hij als korporaal-kok werkzaam
was, weggenomen en zich wederrechtelijk toegeeigend had ten
nadeele van de soldatenmenage, drie en half kilogram gehakt
vleesch en vijf en half hectogram koffie, een en ander ingekocht
ten koste van de manschappen, deelnemers aan de menage en dus
aan hen toebehoorend, werd hem in hooger beroep nader ten
laste gelegd, dat hij te Haarlem in den namiddag van den 29
November 1905, terwijl hij in de Infanterie-kazerne in de man-.*
schappenkeuken als korporaal kok werkzaam was, opzettelijk
ongeveer 3Vk kilogram gehakt vleesch en 5Yi hectogram gemalen
koffie aan de soldaten-menage van het 10e Regt. Infanterie, al
thans aan een ander dan hem beklaagde, toebehoorende en die
hij uit hoofde van zijne voornoemde dienstbetrekking, alzoo anders
dan door misdrijf, onder zich had. wederrechtelijk zich heeft toege
eigend (Sententie van 2 Februari 1906) Mij is zelfs eene sen
tentie bekend, waar de ten lastelegging werd aangevuld, zóó dat
deze bevatte de elementen van eenige strafbare handeling, die in de
oorspronkelijke ten lastelegging niet aanwezig waren 2). Men
vraagt zich af of dit nu wel geoorloofd wasonder de oude
Rechtspleging ontbrak veel in het wetboek zelf, dat een goed
justitie mogelijk maakte, zoodat de rechter in de practijk aanvulde,
wat de wet niet kon geven, is dat tot daartoe, het gaat m.i. te ver
om beklaagde voor iets dergelijks te zetten in hooger beroep. Met
de herziene Rechtspleging is hieraan ook een eind gekomen; de
rechter is gebonden aan de ten lastelegging van artikel 114 R. L.,
desnoods aangevuld met strafverzwarende omstandigheden ingevol
ge artikel 167, maar daarmee houdt dan ook alles op.
Hiermede hebben wij in groote trekken de Herziene Rechtspleging
behandeld, voorzoover aangenomen mocht worden, dat hiervoor de
noodige belangstelling bestond. Thans rest ons nog te behandelen
de veranderingen in andere Wettelijke voorschriften, die de invoe
ring onvermijdelijk met zich meebrengt, doch hierover in een vol
gend nummer.
Mr. P. A. F. Blom.
(Slot volgt.)
3C4
1) M. R. T. dl III. blz. 155.
2' Idem dl II. blz 240. Sententie van 28 October 1904.