den doof zorgen voor de opvoeding der kinderen, zouden vele,
vermoed ik, liever doordienen dan zooals nu in eene betrekkelijk
ondergeschikte betrekking bezigheid of eene bijverdienste te moeten
zoeken. Het aanzien van het officierskorps zou daardoor winnen,
want vele der thans om vorenstaande redenen aanvaarde betrek
kingen zijn niet in overeenstemming met de vroeger als officier in
de maatschappij bekleede positie.
De naar baantjes hunkerende gepensionneerden zijn bovendien
nadeelig voor de arbeidsmarkt; met hun pensioen kunnen zij
lagere looneischen stellen, zijn dus uit dien hoofde het meest ge
wild en nemen daardoor anderen het brood uit den mond.
Voor den Nederlandschen officier:
Een nadeel - als men het zoo wil noemen - zou voor dezen zijn,
dat hij van tijd tot tijd naar Indië zou moeten gaan.
Voor velen zal zulks een welkome afwisseling brengen in het een
tonige garnizoensleven met de ieder jaar regelmatig weerkeeren-
de diensten. Onbekendheid met de toestanden hier zal nu wellicht
enkele officieren tegen een naar Indië gaan doen opzien, doch in dat
opzicht verbetert de toestand voor iedere generatie. Wat dit betreft,
is er in de laatste jaren al veel verbetering te bespeuren en hoort
men gelukkig al minder en minder de absurde verhalen van vroeger
omtrent Indië en het leven hier.
Een nadeel voor deze categorie zal zeer zeker zijn, dat zij wellicht
ook eens tijdelijk van hunne kinderen gescheiden zullen worden. Waar
echter het aantal onderwijsinrichtingen steeds meer uitgebreid wordt,
zal hoe langer hoe meer een deel, zoo niet het grootste deel van
de opleiding hier kunnen plaats hebben.
Voor velen zal het gunstig zijn een tiental jaren vroeger het
pensioen verdiend ie hebben. De tegenwoordige Hollandsche ter
mijn van 40 jaar is wel zeer lang
En als dan dat pensioen hooger is dan het tegenwoordige, zal
het den niet-gefortuneerden zeer welkom zijn.
Door te leeren omgaan met andere soldaten dan Nederlandsche
miliciens zal in het algemeen de bruikbaarheid als officier grooier
worden. Dat dit werkelijk zoo is, kunnen we afleiden uit de kort
geleden door den Generaal Snijders uitgesproken waardeering over
de prestaties van onze Indische officieren gedurende den mobili
satietijd. Zijne Excellentie vestigde vnl. de aandacht op den tact
onzer officieren in den omgang met de oudere lichtingen en prees
verder de kalme en beraden wijze, waarop zij in zelfstandige functies
de verantwoordelijkheid voor genomen besluiten op zich namen.
308