Voor deze opvatting is zeer veel te zeggen. Om talrijke redenen
toch komt bij de S. i. a. t. de techniek van het schieten in het
gedrang. Daar men zich moet aanpassen aan de tactische eischen,
is het niet wel mogelijk het terrein speciaal met het oog op de
technische eischen te kiezen. Het is dus moeilijk een logische op
volging toe te passen van de verschillende gevallen, dan wel re
kening te houden met den graad van geoefendheid der verschillende
vuurleiders. Ook de hoeveelheid te besteden munitie heeft men
weinig in de hand.
Verder is het bij de S. i. a. t. niet mogelijk het vuur door een
ieder te doen volgen. Ook de leiders krijgen slechts een opper-
vlakkigen indruk van de vuren en er wordt daarop dus geen
scherpe critiek uitgeoefend, een zeer welwillende maatregel tegen
over de vuurleiders, maar die niet ten goede komt aan „het leeren
overwinnen van de moeilijkheden, verbonden aan het vuren in
afwisselend terrein". Het geringe aantal vuurbeurten maakt het
noodzakelijk, dat iedereen profiteert van de leering, die uit de
verschillende vuren te trekken is, zooals zulks ook te Batoe Djadjar
geschiedt. Men kan hier wel eenigszins aan tegemoet komen, door
de vuurleiders hun vuren te laten bespreken. Doch ten eerste staat
dit niet gelijk met een volgen van het vuur in het terrein, ten
tweede kunnen de vuurleiders niet alle gegevens aanhouden en
ten derde wordt er al genoeg tijd in beslag genomen door de
tactische bespreking.
Is een betere oefening in de techniek dus gewaarborgd, door die
tecniek bij de S. i. a t. niet meer op den voorgrond te doen treden,
doch elders te doen plaats hebben, ook aan de beoefening van
de tactiek zal men dan beter zijn aandacht kunnen wijden en
tevens munitie besparen. Een gedeelte van die bespaarde munitie
kan men zoo noodig besteden om het aantal vuren uit te breiden.
Thans de tactische zijde van de S.i.a.t.
Ik zeide reeds, dat de S. i. a. t. niet aan de bedoeling beantwoor
den. Bijna iedereen voelt dat. Er hangt tijdens de oefeningen iets
in de lucht „dat het niet marcheert". Het is zoo iets als een
tooneelstuk met pakkende scènes, maar die niet behoorlijk aaneen
geregen zijn, zoodat de belangstelling niet blijvend gaande wordt
gehouden, doch door elke scène opnieuw moet worden geprikkeld.
Na zulk een stuk gezien te hebben, vraagt men zich af: „Waar
was het ook eigenlijk weer over?" Zoo gaat het ook met de
S. i. a. t. Men vraagt zich na afloop afwat 'heb ik nu meege-
334