hetzij in een aanvallend of verdedigend gevecht, krijgt men inzicht in het tactisch gebruik van de artillerie. Niet door het aanhangen van allerlei franje, die den algemeenen opzet niet raakt. Een tweede zeer voorname zaak, die de S. i. a. t. meestal in een zouteloos geheel doet ontaarden, is de gebrekkige commandovoering. De leider der oefeningen ontwerpt de tactische veronderstelling. Hij treedt bij de oefening op als leider, algemeene bevelhebber, soms tegelijk als voorhoedecommandant, als commandant van het onderdeel, waaraan de artillerie wordt toegevoegd, en als artil leriecommandant. Hoe knap de leider ook moge wezen in het veronderstellen van toestanden, het fingeeren van berichten en het maken van bevelen, het is onmogelijk, dat hij de geheele transfor- matiescene afspeelt zonder tallooze malen uit zijn rol te vallen. Uit den aard der zaak worden meerdere schakels in de commadovoering genegeerd, om spoedig te komen tot de uitvoering van de oefening, zooals de leider zich die had voorgesteld. Meestal heeft de leider den opzet van de oefening, het begin, op papier gereed. Dit begin kan dan vrij dragelijk zijn. Maar als de eerste papiertjes uitgespeeld zijn, treedt al heel spoedig verslapping in. Er volgt een eenvoudig „zeggen", van wat er nu moet gebeuren. Niemand, die dan meer in het verloop der oefening een tactisch verband ziet. De bevelen verwateren, steeds meer schakels vallen weg, de orders worden daardoor veelal vaag en slecht begrepen, het verloop van de oefening wordt slapper. Een zeer, zeer voorname factor voor een behoorlijk tactisch gebruik der artillerie„de commandovoering" valt hiermede eenvoudig weg. Toch vormen de S. i. a. t. een van de zeer weinige gelegen heden om die commandovoering in de perfectie te beoefenen. Vormen de S. i. a. t. tot nu toe een leerschool voor batterijcom mandanten, hoogstens afdeelingscommandanten, zij zouden dat even zeer moeten zijn voor de hoogere bevelvoering. Al de verschillende functies zouden dus moeten worden inge schakeld. Daartoe is volop gelegenheid; de oefeningen worden immers bijgewoond door toeschouwers, waaronder staflieden, die heel wat meer belangstelling in de oefeningen zouden toonen en er heel wat meer nut zouden leeren, als zij er een werkzaam aandeel aan namen. Ik stel mij de verdeeling ongeveer als volgt voor. Een hoofd officier van de artillerie heeft de technische leiding. Wat ik hier onder versta, behoef ik niet nader aan te toonen. Het beste is 338

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 48