Bij dit alles heeft men voor oogen te houden, dat degene, die een strafbaar feit begaat, gewoonlijk niemand erbijhaalt, zoo zal iemand, die valsche munten vervaardigt, dit steeds in het geheim doen ,hoe zal men nu het strafbare feit met juistheid willen constateeren, ja als men iemandovervalt en op heeterdaad betrapt, zal het wel mogelijk zijn aan te geven, wanneer hij aan het valsche munten was, maar wanneer hij daarmee aangevangen is, is gewoonlijk niet na te gaan. De jurisprudentie, die ons ten dienste staat, getuigt gemeenlijk van eene ruime opvatting en al mocht van een enkelen lageren rechter het tegendeel blijken, meestal stelde de hoogere rechter het openbaar ministerie in het gelijk. Zoo gaf de rechtbank van den Bosch bij vonnis van 28 Mei 1907 ter zake van eene jachtovertreding aan, dat de vermelding, dat het vervoer van wild 14 dagen na de sluiting van de jacht plaats greep, voldoende was, wanneer de dagvaarding inhield, dat het vervoer plaats had ge grepen op 2 Februari 1907, terwijl vaststond, dat de jacht reeds op 31 December 1906 was gesloten. De H. R. maakte bij arrest van 17 Mei 1909 2) uit, dat nu door den lageren rechter was beslist, dat al mochten de tijdstippen, waarop de dagvaarding het oog heeft, eenigszins vaag zijn weer gegeven, de beklaagde getoond heeft, goed begrepen te hebben, waarvoor hij terecht staat, nu ook moet aangenomen worden, dat aan den eisch door de wet gesteld, voldaan is, ook wat betreft den tijd, omstreeks welken en de plaats, waar de feiten zijn gepleegd. Zoo besliste het Hooge College bij arrest van 14 Maart 1910 3) verder, dat de vermelding, dat een feit is gepleegd tusschen 1 Augustus 1908 en 1 April 1909, voldoet aan de eischen der wet, terwijl bij arrest van 3 April 1911 werd beslist, dat een verkeerde datum ter aanduiding van den tijd, waarop het feit zou zijn begaan, niet tot nietigheid kon leiden 4). Zoo besliste het Hooggerechtshof van N. I. by arrest van 28 September 1910 5), dat indien de juiste tijdstippen, waarop de geincrimineerde feiten zijn gepleegd, niet kunnen worden vastgesteld, volstaan kan worden met eene aanduiding, omstreeks welken tijd, de feiten hebben plaats gehad, mits deze overigens zoodanig zijn omschreven, dat den beklaagde voldoende duidelijk is, wat hem 1) Paleis van Justitie. No.767. 2) Weekblad v. h. Recht. No.8888. 3) Idem. No.8996. 4) Idem. No.9179. 5) Tijdschrift v. h. Recht in N. I. dl. X'CV. blz.417. 294

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 4