III. De Plaats, waar het feit bedreven is.
Ook ten aanzien van de plaats, waar het feit begaan is, behoeft de
opsteller van de ten lastelegging niet die nauwkeurigheid te betrach
ten, die de Wetgever ten aanzien van het feit zelf heeit gesteld.
Wat hierboven ten aanzien van het tijdstip, waarop het feit gepleegd
is, werd aangegeven, geldt dus ook hier voor de plaats, waar
het begaan is.
Zoo besliste de H.R. bij arrest van 9 April 1912 dat de wet
stellig vrijheid laat om de plaats, waar hetjten laste gelegde feit zou
zijn gepleegd, met meerdere of mindere bepaaldheid in de dagvaar
ding aan te geven, als volgens de wet bestemd om den beklaagde
bekend te stellen met hetgeen hem wordt ten laste gelegd en hem
tot de voorbereiding van zijne verdediging in staat te stellen, zoo
danig wordt ingericht, dat zij, ook wat de plaatsomschrijving be
treft, aan hare bestemming beantwoordt. Verder verklaarde hetzelfde
College bij arrest' van 25 Mei 1915 2), dat als de plaatsopgave in
de omschrijving van het gepleegde feit was opgenomen, afzonder
lijke vermelding overbodig was. Een andermaal vond de H.R. bij
arrest van 23 December 19C7 3), dat de plaats, waar eene jachto-
vertreding zou gepleegd zijn, voldoende aangeduid, was door vermel
ding van den eigenaar van den grond, waarop de overtreding zou
zijn gepleegd, maar de rechtbank van Arnhem besliste bij vonnis van
7 juni 1910, dat te ver was gegaan door slechts in de ten laste
legging te vermelden ter zake van eene overtreding van de jacht
wet, dat de bejaagde grond en het jachtrecht, daarop toebehoorde
aan een ander dan beklaagde, terwijl, behalve de gemeente, waar de
grond gelegen was, eenige nadere aanduiding ten eenen male ontbrak.
De H.R. keurde in haar arrest van 11 December 1911 5) wel goed
de vermelding, dat het ten lastegelegde feit gepleegd was op een
Nederlandsch schip, varende binnen of buiten de territoriale wate
ren, als onverschillig is of het schip,' waarop het gefeit gepleegd
werd, zich binnen of buiten die wateren bevond ten aanzien van de
strafbaarheid van het feit. Verder nam de H.R. bij arrest van
296
li Weekblad v.h. Recht. No. 9331.
'2) Idem. No. 9830.
3) Idem. No. 8635.
4) Idem. No. 9170.
5) Idem. No. 9261.