belegering. Zij kunnen slechts zijn een haag, die eventueel zal
moeten dienen om ons teruggetrokken veldleger gelegenheid te geven
zich daarachter snel te verzamelen op het meest gewenschte punt
voor een beslissend offensief.
Het is immers voor iedereen duidelijk, dat een effectieve bezet
ting, die geruimen tijd zou moeten kunnen weerstand bieden, na
genoeg ons geheele Veldleger zou opslokken; en waarmee zou dan
het offensief, zonder welk elke verdediging nutteloos is, moeten
plaats hebben?
Op grond van het bovenstaande moeten zulke stellingen een
naar verhouding zeer sterke veiligheidsbewapening in eerste linie
hebben, waarvan de batterijen zich, voor wat betreft opstelling en
geschutsoort, geheel aan de plaatselijke terreinomstandigheden aan
passen daarentegen kan geschut, dat elders in permanente stellingen
bestemd is voor den z. g. geschutstrijd (tegen belegeringsbatterijen),
misschien wel als overbodig worden beschouwd.
Daarmede vervalt feitelijk al dadelijk voor ons de mogelijkheid
om, in navolging met de Nederlandsche organisatie, een deel der
Vest.Art. als georganiseerde geschutreserve (die hoofdzakelijk in af-
deelingsverband optreedt) in te deelen.
Het vuren op „voorloopige vuurbevelen" zal daarom, als boven
reeds gezegd, regel zijn; het vuren met de ingewikkelde werkwijze,
als door Luit. B. bedoeld, daarentegen uitzondering, naar mijn
persoonlijke meening zelfs wellicht 'heelemaal met voorkomen,
in verband met den waarschijnlijken korteren tijdduur, dien wij in
onze stellingen zullen zitten. Intusschen moet die werkwijze beoe
fend worden, voor het geval zij noodig is; dat bij menige S-i. a. t. die
beoefening wat veel op den voorgrond is getreden, wordt gaarne
toegegeven, doch dit behoeft geen reden te zijn om, zonder een vol
ledig overzicht te hebben over al de terzake gestelde eischen, een
dusdanig afbrekend oordeel te vellen over de thans bestaande voor
schriften, als door Luit. B. is gedaan.
Ch. Kiès.
Kapitein der Artillerie
369