Mr. I. Meihuizen. aangewezen, die ouder was dan den reeds benoemden fungeerend secretaris dier commissie). Wie blijft in het onderwerpelijk geval verantwoordelijk voor den gang van het onderzoek? Lt. N. d. M. teNg. Antwoord. De beëedigingen behooren te geschieden door den hoogst in rang, of bij gelijken rang, den oudsten in anciënniteit aan wezigen officier-commissaris, nimmer door den fungeerend secretaris, die niet meer dan de secretaris der commissie is en de eigenlijk gezegde commissie slechts „bijstaat" met de pen (in theorie stelt hij tevens de vragen op). De tweede vraag is me niet duidelijk. In welke opzichten ver antwoordelijk en jegens wien verantwoordelijk wordt hier bedoeld? Vraag. Moet bij misdrijven zooals „insubordinatie door woorden" of „dienstweigering" de bekentenis van den beklaagde, dat hij zich aan het hem ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt, doch zich niet meer met juistheid de door hem gebezigde woorden, weet te berinneren (b. v. de volgorde van een reeks scheldwoorden of een weigering zooals: „neen, ik doe het niet meer" in stede een: „ik doe geen dienst meer") beschouwd worden als een volledige confe ssie, zoodat kan worden volstaan met het hooren van één getuige? Lt. N. d. M. te Ng. Antwoord. Het gaat lastig om hier in 't algemeen op te antwoorden, ieder geval dient op zich zelf te worden beschouwd. Het is wel gewenscht om, als er meer bewijs te krijgen is, dit ook te gebruiken. Geschil over een volgorde van scheldwoorden zal, als beklaagde maar toegeeft, dat bij met die woorden gescholden heeft, de veroordeeling stellig niet in den weg staan. Ook het voor beeld, dat u geeft in zake dienstweigering, behoeft voor den krijgsraad geen moeilijkheden op te leveren, die immers bij ver oordeeling overwegen kan, dat de weigering vervat was in de in de klacht geciteerde woorden, althans in woorden met nagenoeg denzelfden inhoud en volkomen gelijke strekking. Als men echter het ten laste gelegde van a tot z kan doen vaststaan door een getuige meer te hooren, waarom zou men het dan niet doen. 3uridische uragenbus. Gemengde huwelijken. Onlangs werd mij door een korpscommandant de vraag gesteld, of een Amboneesch soldaat een huwelijk kon sluiten met eene Europeesche vrouw. Deze materie is geregeld bij S. 1898 No. 158 (en sedert eenige malen aangevuld en gewijzigd). Hierbij is de mogelijkheid geopend 372

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 82