om personen die in Nederlandsch-Indië aan verschillend recht onder worpen zijn toch in de gelegenheid te stellen een huwelijk aan te gaan, waarbij de vrouw dan staande het huwelijk in publiek- en privaat rechterlijken zin den staat van haren echtgenoot volgt; hetzelfde geldt voor de uit dat huwelijk voortgesproten kinderen. Zoo wordt in het bovengestelde geval de Europeesche vrouw gelijk aan den Ambonneeschen echtgenoot, wat haar privaat- en publiek recht betreft. Dit kan de a. s. echtgenoot dan voorkomen door gelijkstelling te vragen met Europeanen, waardoor de vrouw dan trouwt met een gelijkgerechtigde, want zij behoudt dezen staat ook na de ontbinding van het huwelijk, tenzij zij hertrouwt met een persoon, die een ander recht heeft, dan wel wanneer zij binnen een jaar na de ontbinding van het huwelijk eene verklaring aflegt, dat zij tot haar oorspronkelijken staat wenscht terug te keeren, welke verklaring voor het hoofd van plaatselijk bestuur van hare woonplaats afgelegd moet worden en in een daartoe bestemd register wordt ingeschreven met bekendmaking in de Javasche Courant. De bedoeling hiervan is duidelijk; men wil misbruik van den staat, dien de vrouw zich zou kunnen veroorloven en waardoor allerlei oplichterijen gepleegd zouden kunnen worden, voorkomen. Belijdt de man den Islam, dan zal, zoo de vrouw geen bezwaar maakt, het huwelijk volgens den Mohammedaanschen ritus gesloten moeten worden, en de vrouw een wali moeten hebben, die immers de vrouw vertegenwoordigt bij het huwelijkscontract. Hoe zulks in werkelijkheid gaat en of men er de hand mede ligt, is mij onbekend. Ik vermoed, dat zulke huwelijken wel niet voorgekomen zijn en zoo ja, dan zal de vrouw zich verzet hebben tegen het sluiten volgens den Islam. Is er nu geen schriftelijke huwelijksacte noodig volgens de godsdien stige overtuiging van den man, dan is toch verplichtend het opstellen van een geschrift, welk model van acte te vinden is in S. 1898 No. 161 jo 1901 No. 349, en is zooals in het bovenstaande geval de vrouw eene Europeesche (of daarmede gelijkgestelde), dan gaat dat geschrift naar den ambtenaar van den burgerlijken stand van het ressort, waar het huwelijk gesloten wordt. De overige bepalingen betreffende de voorwaarden, waaraan de vrouw ten aanzien van het voor haar geldend recht moet vol doen, alvorens tot het huwelijk kan worden overgegaan, zijn voor den lezer van geen belang. A. te. B, Het vonnis van echtscheiding moet binnen zes maanden, te rekenen van den dag, waarop het in kracht van gewijsde is gegaan, ingeschreven worden in de registers van den burgerlijken stand ter plaatse, waar het huwelijk ingeschreven staat; verzuimt men dit, dan is het vonnis krachteloos en kan om de reden, die tot het vonnis aanleiding gaf, niet opnieuw een echtscheidingsproce dure ingezet worden. Mr. P. A. F. Blom. 373 I. M. T. 1917 25.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 83