Alleen zou ik daartoe den grendelknop gewijzigd willen zien, liefst als nu bij het geweer, dus niet meer gebogen. Als het waar is, dat het geweer geprefereerd wordt boven de karabijn om zijn beweerde betere eigenschappen als schermwapen, is dat dan niet een te westersche opvatting, waarbij te weinig rekening is gehouden met aanleg, geaardheid en lichaamsbouw van het gros van ons Leger en met de aan het Leger te stellen eischen van beweeglijkheid. Bij marschen wordt de karabijn aan den riem over den linker schouder gedragen met den loop naar voren. Dit is onregelementair, maar het is de gemakkelijkste wijze van dragen en heeft het voordeel, dat het wapen sneller voor vuren gereed is, dan bij draagwijze aan den schouder, het ligt goed in evenwicht en hindert niet bij het gebruik van de klewang. Het bezwaar is, dat het vizier dik wijls beschadigd wordt door het gevest van de klewang, in de praktijk vermeden wordt door den gordel laag en eenigszins wijd te dragen, waardoor de klewang zakt. Aangezien dit geen goede regeling is, ware eene bescherming voor het vizier uit te denken, die dergelijke beschadigingen voor komt. Overigens zou ik het zeer wenschelijk achten, dat voor kader en scherpschutters werden ingevoerd karabijnen, voorzien van een andere vizierkeep, meer vlak, zooals bij jachtbuksen gebruikelijk, met scherp ingesneden gleufje in het midden en verder in stede van den gewonen korrel een z. g. meskorrel met korrelbeschermer. Ook de officieren zouden dergelijke karabijnen moeten krijgen en tevens 2 smalle patroonlasschen elk voor 2 houders. Dit zou zeker in het belang der schietvaardigheid van de officieren zijn, brengt vanzeif meer belangstelling mede in het wapen en komt dus de schietopleiding ten goede. Voor de beoordeeling, welk wapen de voorkeur verdient, kara bijn of geweer, moet met nog een factor rekening worden gehouden en dat is de vechtwijze, die wij zullen aanwenden tegen een B. V., en deze zal in zekeren zin afhankelijk zijn van de vraag, of wij algemeenen dienstplicht krijgen in Indië of ons ook in de toekomst moeten behelpen met het weinig kostende. Op de Buitenbezittingen zullen wij ons moeten bepalen tot terugtrekken en chicaneeren etc., dus guerilla voeren zoolang, als mogelijk is, of tot er hulp kan worden aangebracht van Java. Op Java zullen wij grootere of kleinere veldslagen leveren. In die gevechten zullen wij overwinnen of teruggedrongen worden, dan wel als beide partijen elkaar na de eerste gevechten in even wicht houden, zullen er meer gevechten volgen, waarbij wij in het nadeel zijn, als wij den vijand het rustig opvoeren van versterking en benoodigheden niet kunnen beletten of bemoeielijken. Het eerste geval kunnen wij buiten beschouwing laten, omdat een aanvaller om eenige kans op succes te hebben met eene over weldigende overmacht moet komen. Worden wij door eene groote overmacht teruggedrongen, dan vallen wij terug op onze stellingen. 335

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 97