deze taak vereischt veel tijd, waardoor, al ware de zin tot studie in .strafrechtswetenschap aanwezig, daarvoor geen tijd is.. Daar komt nog bij, dat de thans nog geldende rechtspleging zoo weinig gele genheid schept (behalve als men als officier-commissaris in een zaak zitting neemt) om daadwerkelijk aan eene behoorlijke voor bereiding van de rechtstaak deel te nemen. Eene zaak straks aan hangig voor een bepaalden krijgsraad, in studie te geven aan de leden is slechts mogelijk eenige dagen voor de zitting; nu zou daaraan schijnbaar tegemoet kunnen gekomen worden door een krijgsraad voor een bepaalden tijd te benoemen, gelijk bijv. te Magelang gebeurt, waar een krijgsraad voor een maand zitting neemt, maar in de practijk heeft men ook hier weinig aan, omdat die benoemde krijgsraad door allerlei oorzaken verandert. Wat er gedaan kon worden, is geschied, eenige dagen voor de zitting liggen de stukken voor de leden van den krijgsraad te Magelang ter lezing op de auditie, maar wie heeft zin om, van een dienst om half een thuis komende, nog naar de auditie te hollen ten einde nog eens stukken te bestudeeren, het hoofd staat daar niet naar. Ook deze maatregel haalt dus in werkelijkheid niets uit. Samenvattende kan men dus zeggen, dat men gedwon gen is onvoorbereid ter krijgsraadzitting te komen; men gelooft dan officieren - commissarissen (als het een zaak is uit de residen tie van den krijgsraad zelf) en den auditeur-miiitair wel. Hoe zal nu in de toekomst bij de invoering van de herziening de lust tot studie opgewekt dienen te worden, hoe zal men een behoorlijk onderlegden officier-commissaris, secretaris van den krijgs raad, goede leden van dat college krijgen. Het eenvoudigste mid del is het in het leven roepen van een rechtscursus voor officieren, die blijken hebben gegeven van lust in rechtstudie. Men zou dan een jaarcursus kunnen openen te Weltevreden, waar genoeg juris ten te vinden zijn, die geschikt zijn om als docent op te treden. Wanneer men dan op dezen cursus doceerde: lo Ancyclopaedie van het recht, 2o In algemeene trekken het strafrecht, 3o Het strafrecht in Nederlandsch-lndië, 4o Een overzicht van de Nederlandsch-Indische strafvordering, 5o Het militaire straf- en tuchtrecht, 60 In grove trekken het staatsrecht van Nederlandsch-lndië, 7o Het volgen van zittingen van verschillende sirafrechtscolleges, en ten slotte als facultatief leervak de gerechtelijke geneeskunde. Met de voorbereiding, die men genoten heeft aan de Koninklijke Militaire Academie of aan den Hoofdcursus (bekend is, dat de 410

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 12