verschillende soorten lichlkogels, die hetzij met de hand, hetzij
uit een vuurmond weggeworpen werden.
In 1897 werden de antieke flambouwen vervangen door een ander
soort, bestaande uit een pit van katoenen draden, gedrenkt in een
mengsel van kaliumchloraat, stearine, was en zwavel.
Naast de bestaande lichtfakkels werd in 19C6 een tweede soort
fakkels ingevoerd, gevuld met brillantsas. waarvan in 1915 nog 2
variaties met andere afmetingen ontstonden.
De verschillende lichtkogelsoorten werden nagenoeg alle afge
schaft. Slechts één mode), verschoten uit de mortier van 7 c. M. A.,
wist zich te handhaven, nadat verscheidene proeven ter ver
betering hadden plaats gehad.
Inmiddels was in 19C8 een nieuw soort verlichtingsmiddel, het
drijvende petroleumlicht, ingevoerd, dienende voor grachtsver
lichting bij permanente werken.
Ten slotte werd in 1916 besloten tot invoering van valscherm
vuurpijlen.
Dit voor wat betreft de verlichtingsmiddelen bij het wapen der
artillerie in gebruik.
Bij het waptn der genie begon men in 1912 met proefnemingen
met vt rschillende zoeklichtinstallaties, nadat eerst in 1911 het
oordeel van een commissie over het verlichtingsvraagstuk was
ingewonnen. Deze proeven zijn thans blijkbaar nog niet afgeloopen
en het laat zich aanzien, dat in deze ongunstige tijdsomstandigheden
een bevredigend resultaat ook niet spoedig mag worden verwacht.
(Zie hiervoor o. a. het Wetenschappelijk jaarbericht I. K. V 1915.).
De tegenwoordige toestand is dus, dat wij in ons leger hebben:
le. enkele zoeklichtinstallaties van verschillende lichtsterkten, waar
mede nog proeven gaande zijn,
2e. flambouwen,
3e. fakkels met brillantsas en met een andere minder lichtgevende
sas,
4e. drijvende petroleumlichten,
5e. valschermvuurpijlen.
(Voor de beschrijving van de laatste vier wordt verwezen naar
het H. E. V. I.)
Welke waarde als militair verlichtingsmiddel kan nu aan elk
hunner worden toegekend?
De electrische zoeklichtinstallaties zijn van zoodanige lichtsterkte,
dat op 10C0 a 12C0 M. middels een veldkijker aanslagen van artil
lerieprojectielen, pionierarbeid, voertuigcolonnes en kleinere niet
426