verse uitingen betreffende denkleinen oorlog, waaraan ss zich
blijkbaar heeft gewijd, leidde tot de conclusie, dat men voor dat
gedeelte der oorlogvoering bij ons officierskorps over 't algemeen
weinig gevoelde. Dat moet wel verbazing wekken bij een leger,
dat tot nogtoe in hoofdzaak den kleinen oorlog immers tegen den
I. V. voerde. Mogelijk voelde men eenige jaren geleden, toen bijna
ieder op zijn beurt op de Buitenbezittingen een min of meer stevig
aandeel in den kleinen oorlog kreeg en de vermoeienissen en
ontberingen daarvan in voldoende mate deelachtig wgrd, er weinig
voor, dat spelletje nu ook nog eens gedurende den rusttijd opjava
en in andere kogelvrije klimaten te gaan beoefenen met het oog
op een eventueelen B. V. Dat bezwaar behoeft thans echter bijna
niet meer te gelden, nu de vechterij tegen den I. V. slechts op
kleine schaal plaats heeft en vermoedelijk ook verder geen groote
afmetingen meer zal aannemen, zoodat alleen een gering gedeelte
van het leger daarbij ver van huis rondzwerft.
Men zou dien kleinen oolog tegen een B. V. kunnen verdeelen
in twee soorten:
a. plaatselijke handelingen langs het gevechtsfront van het hoofd
leger, waartoe bij zich voordoende omstandigheden en gelegen
heden, hetzij op last, hetzij op eigen initiatief, wordt overgegaan
door grootere of kleinere - c. q. gecombineerde - afdeelingen
van dat hoofdleger, dus door troepen, die in hoofdzaak in den
regelmatigen oorlog meestrijden;
b. optreden voornamelijk in 's vijands rug tegen zijn voornaam
ste algemeene verbindingslijnen, depots, enz. door afdeelingen,
die daartoe de gelegenheid zoeken en geen deel nemen aan
den regelmatigen oorlog.
Bij de sub a genoemde handelingen wordt gestreefd naar plaatse
lijke voordeelende sub b genoemde moeten dienen tot verlichting
van de taak van het hoofdleger of groote groepen daarvan in
haar geheel. Het gaat hier om de laatste soort, die ik hieronder
partijgangersoorlog zal noemen.
Bij het formeeren van afdeelingen voor dien partijgangersoorlog
zal men moeten uitgaan van de volgende beginselen.
1°. Haar taak zal zijn met het hoofdleger of grootere groepen
daarvan (divisies, brigades) samen te werken ter bereiking van
het doel, hetwelk dat hoofdleger of die groepen zich stellen.
2o. Zij mogen qualitatief noch quantitatief een aanmerkelijk deel
436