ter beschikking komen van het opperbevel, zooals ss wil. En
ook lijkt de oefening van elke sectie afzonderlijk min of meer volgens
de persoonlijke inzichten van haren commandant mij niet aanbe
velenswaardig toe, met het oog op de samenwerking, welke noodig
zal zijn, waar grootere afdeelingen voor sommige ondernemingen
geformeerd zullen moeten worden.
In verband met een en ander zou ik de compagnie wenschen
te zien bestaan uit 12 brigades, elk sterk 20 man, geëncadreerd als
bij het Korps Marechaussee en, evenals daar gebruikelijk schijnt
te zijn, onderverdeeld in groepjes van 4 a 5 man (steeds uit de
zelfde manschappen bestaande). De compagnie staat onder een
kapitein die tactisch en technisch haar chef is, en is verdeeld
in 3 afdeelingen ieder onder een luitenant of onderluitenar t. Voorts
administratief kader en de noodige dwangarbeiders. Officieren, bri
gades en administratie hebben ieder hun vaste dragers. Elke brigade
heeft de noodige pionieruitrusting en springmiddelen om een vrij
aanzienlijke vernieling te kunnen bewerkstelligen.
Deze organisatie komt vrij wel overeen met die bij het Korps
Marechaussee, welke in de practijk deugdelijk is gebleken in
den kleinen oorlog. Het komt me voor, dat de kleine oorlog tegen
den B. V., hoewel op andere wijze gevoerd, niet moeilijker zal
wezen dan die tegen den I. V. en de encadreering en indeeling
voor beide gevallen dezelfde kan zijn.
Kunnen we voor de actie tegen den B. V. meer officieren en
lagere aanvoerders krijgen, die voor den kleinen oorlog speciaal
geschikt zijn, dan zal dat meerdere natuurlijk dankbaar aanvaard
moeten worden.
!k vrees echter, dat die dankbare aanvaarding achterwege zal
moeten blijven.
Men zal mij misschien tegenwerpen, dat een brigade volgens de
door mij voorgestelde formatie in het algemeen te zwak zal zijn
voor een zelfstandige opdracht, zoodat er dan dadelijk twee van
die eenheden noodig zullen zijn. Best mogelijk, maar hoe lang zul
len sectiën van 25 a 30 man door den oorlog niet tot minder dan
25 man teruggebracht worden? En hoe wil men dan deze aanvullen?
Waar zoowel ss— als majoor Pabst per brigade 1 compagnie
„patrouilletroepen" wenschen, zou ik de vraag willen stellen, of
het niet zijn nut zou kunnen hebben, zoo mogelijk 5 a 6 compag-
C. q. lste luitenant, die een cursus aan de H. K. S. gevolgd heeft.
439