door vermindering van werklust.
Soldijen, enz. moeten op ronde bedragen gesteld worden (er blijft
altijd nog genoeg gereken over voor het percentage weduwen- en
weezenfonds); geen werkgelden, provoostgelden en meer van die
bijzonderheden. De troep moet voortdurend op V. 1. zijn, de bri
gadecommandanten ontvangen het hunne brigade toekomende en
betalen dit uit.
De voorschriften moeten zoo eenvoudig zijn, dat elke sergeant
gemakkelijk zijn brigade kan administreeren. En zoodanig, dat
bij mobilisatie er enkele gedeelten van de vredesadministratie
komen te vervallen, er niets of althans zoo weinig mogelijk bij komt
en er vooral niets verandert. Men moet niet oververmoeid ten gevolge
van allerlei administratieve mobilisatie-ellende den marsch in gaan.
Wanneer het tot de oprichting van a.v.d.k.o. mocht komen, hoop
ik, dat er bij de Militaire Administratie een groot man zal opstaan,
die een accoordje zal weten te vinden tusschen den verlangden
eenvoud en practische bruikbaarheid van voorschriften eenerzijds
en onze brave comptabiliteitswet c.a. anderzijds Hem zij bij
voorbaat hulde!
De in allerlei opzichten zwaardere lichamelijke en geestelijke
eischen, welke aan afdeelingen voor den kleine oorlog gesteld
dienen te worden, en de hare willicht minder geriefelijke stand
plaatsen brengen de noodzakelijkheid van ruime betaling mee.
Als aanvullend middel om animo op te wekken kan dienen de
toekenning van een bijzonderen naam (bijv. „jager" of zoo iets,
om het korps Marechaussee, dat zich als zoodanig een eerenaam
heeft verworven, niet te ontstemmen door anderen troepen dien
zelfden naam te geven) en een afzonderlijk distinctief. Dit laatste
middel (naam en onderscheidingsteeken) kan natuurlijk niet op
zich zelf staan.
Wordt het niet langzamerhand meer dan urgent, dat deze wet eens
flink onderhanden genomen wordt door een commissie, die hoofdzaak-
van bijzaak weet te onderscheiden? Daaraan heeft men meer: dan een troep,
die in de eerste plaats een comptabiliteitswet als de onze heeft te dienen, of
aan een misschien iets duurder, doch opgewekt en geoefend leger? En 't
is niet alleen het leger, dat door die pietlutterigc-wantrou wende bepalingen
wordt dwars gezeten.
446