Eindelijk zal artikel 1 van de ordonnantie van 18 Augustus 1860 S. 77 als volgt worden gelezen: Artikel I. Alle opstand of verzet, waardoor de openbare rust en orde wordt in gevaar gebracht, onder de tot een militair garnizoen behoorende manschappen, op plaatsen waar krijgsraden kunnen worden bijeengeroepen, worden vervolgd en berecht overeenkomstig de artikelen 2 51 tot en met 272 R. L. q. De nieum ie normen krijgsraden. Bespreken wij thans allereerst de bestaande krijgsraden in Neder- landsch-Indië. In het lie hoofdstuk werd reeds met een enkel woord gerept over de samenstelling van de krijgsraden en de vraag, of de tegenwoor dige colleges konden blijven bestaan. De krijgsraden, die wij thans in Nederlandsch-Indië kennen, zijn de volgende: op Java: aWeltevreden. b. Magelang. II. op de Buitenbezittingen: aAmbon. b. Makasser. c. Koeta-Radja. d. Padang. Nu rijst al dadelijk de vraag, die wij vroeger reeds gedeeltelijk onder de oogen hebben gezien: moeten de bestaande krijgsraden gehandhaafd blijven, dan wel kan het aantal krijgsraden veranderen, zoo ja, welke raden komen in aanmerking om opgeheven te wor den. Vooropstellende, dat wij voor het oogenblik met de mili tieplannen geen rekening zullen houden, moeten, gelijk vroeger reeds gezegd is met een enkel woord eenige der bestaande krijgs raden op de Buitenbezittingen verdwijnen, nu als eisch is gesteld, dat elke krijgsraad zal hebben een rechtsgeleerd [voorzitter, ter wijl er tevens een rechtsgeleerd auditeur-militair bij elk college zal bescheiden zijn, zoodat er voor eiken raad ten minste twee juristen beschikbaar dienen te zijn 1) Daargelaten nog, dat er rechtsgeleerde plaatsvervangers moeten zijn, gelijk de herziene Rechtspleging eischt. 404

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 6