8888
8888
8888
8888
Uit de proctijk.
1. Wenken, Dragen en antwoorden op gebied
Dan militair strairecht-
Wenken.
13. Bij de behandeling van vervolgingen in zake beleediging,
bedreiging van of gewelddadigheid legen een politiebeambte
in de waarneming zijner bediening, trof het me meer dan eens,
dat de delinquenten te goeder trouw de meening waren toegedaan,
dat de politie geen bevoegheid heeft tegen militairen op te treden.
Het betoog „ik ben militair en heb met de politie mets te maken
gaat, zooals men begrijpt, jegens den politieman, die den ml.tair
wil bekeuren of wegleiden, nogal eens vergezeld van krachttermen met
minder vleienden inhoud en zwicht de agent met voor het betoog,
dan worden gaarne „'t mes in de ribben of andere soorten van
bijwerken" in het vooruitzicht gesteld. Dit alles moge dom zijn,
een feit is, dat de oorzaak van de beleediging of het verzet dikwijkis
gelegen in het wanbegrip, dat de politie met militairen geen
bemoeienis heeft. M. i. zouden vele van dergelijke vervolgirgen
voorkomen kunnen worden, indien den militairen op de een op
andere wijze werd ingeprent, dat zij zich, evenals burgers, hebben
te onderwerpen aan de bevelen en maatregelen der politie.
14 Een mij onlangs gestelde vraag, of in het gerechtelijk onder
zoek ook de stukken van voorloopig onderzoek aan beklaagde
moeten worden „vertoond en voorgehouden meen ik met beslistheid
ontkennend te moeten beantwoorden. De stukken van dat onderzoek,
hetwelk het proces voorafgaat en eigenlijk alleen een na- of op
sporingshandeling is, om uit te maken, of er eeni proces zal volgen,
hebben geen bewijskracht en behcoren met tot de stukken, waar
op recht gedaan wordt. Dit neemt niet weg, dat voorhoudirg van
bepaalde gedeelten eruit zijn nut kan hebben, b.v. in de gevallen
bedoeld in wenk No. 8. De quaestie is in RL
en ook is m i. Barré's opvatting (uitgave 1898, dl Ipaglözen 163)
niet geheel juist te achten. De beste richtsnoer is _de trouwens ook
door Barré voorgestane leer: .stukken, welke niet zijn vertoond
en voorgehouden, missen alle bewijskracht en mogen derhalve niet
door den K R. als bewijsmiddelen worden aangenomen. Op dien
grond beveel ik de voorhouding aan van de klacht en alle verhooren
c.q ambtseedige verklaringen en voorts van het krijgswettenblad, stam-
455