trouille er tegenwoordig uitziet en welke toebereidselen gemaakt moeten worden voor een bepaalde patrouille van achttien man Zijn verhaal betreft het Westen. De eerste quaestie is de plaats te bepalen, waar men in de vijandelijke stelling wil dringen. Vijf nachten na elkaar kroop de aanstaande aanvoerder van de patrouille, een jonge luitenant, naar de stelling aan de overzijde. Hij moest de breedte en den aard van de prikkeldraadversperringen leeren kennen, moest weten, of de draad gespannen was. of dat er „Spaansche ruiters" waren gebruikt. Dan moest hij er achter komen, of de draden glad waren of van prikkels voorzien, waar men het best gedekt naderbij kon komen en waar de bezetting het zwakst was. Toen hij tot een resultaat gekomen was, bracht hij een teeken aan op de plaats, die hij voor het binnendringen het meest geschikt achtte Elk van deze gevaarlijke verkeningstochten had drie uren geduurd. Vervolgens werd met de mijnwerpers beraadslaagd, hoe de voorbereidende beschieting het best werd ingericht. Hoe modern deze wapenen ook zijn, bij der gelijke ondernemingen neemt men toch bij voorkeur de oudste Indianenlisten te baat. lederen keer wordt de zaak anders aange pakt, want de hoofdzaak is, den vijand te overrompelen, hem in het onzekere er over te laten, waar de aanval is beraamd, een paar gevangenen te grijpen, waardoor men weet, welke regimenten men tegenover zich heeft, wat het doel van de onderneming is en dan zoo gauw mogelijk, na verrichten arbeid weer terug te kun nen keeren. Een patrouille is een leger in het klein. De rollen der deelnemers zijn streng verdeeld. Slechts bepaalde mannen, die bijzonder daar voor geschikt zijn, gaan als mijnwerpers mede, anderen als hand granaten-dragers, weer anderen als infanteristen, d.w.z. met geweer en bajonet, terwijl de overigen slechts dolk en revolver hebben. Dan zijn er nog grijpers, d.w.z. mannen, die voornamelijk tot taak hebben, de gevangenen op te pakken en mee te nemen. De oorlogscorrespondent vertelt dan verder van de bepaalde patrouille, die hem als voorbeeld dient. Op het afgesproken tijdstip begonnen artillerie en mijnenwerpers hun vuur, waarvan het doel, vernietiging van de versperring en misleiding van den tegenstander, volkomen werd bereikt. Als de patrouille na het laatste schot naar voren sloop, vond zij alle hindernissen en dekkingen vernield. Zoo kwam zij ongehinderd en zonder verliezen in de voorste stelling. De viiand had in het onzekere over onze plannen, met twee veld- batterijen aarzelend gestrooid. In die eerste stelling vond men echter niemand, en om gevangenen was de heele onderneming begonnen. Nu moest men door de tweede en buitengewoon breede hindernis van den vijand heen. Dit gelukte ten slotte, na langen, moeizamen arbeid Ook deze stelling was echter verlaten. Zij stond vol water. Met groote inspanning ging het nu verder naar de derde stelling. Ook daar geen dekking, waarin men een gevangene had kunnen vinden Eindelijk kwam men in een pioniershol terecht, waar men 5 gevangenen maakte, Zoo ver had men naar achter moeten door dringen, 468

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 90