„De Nederlandsche Infanterie", door kapt. v.D. Lijke (waarin in enkele regels het denkbeeld aan de hand wordt gedaan om van elke compagnie infanterie in Nederland 1 sectie op (eigen) rijwielen te plaatsen en aan die sectie eenige geweermitrailleurs toe te voegen). Militaire Spectator Maart-aflevering „Het terrein in vogelvlucht-perspectief" door luit. Le Heux geeft in het kort eene met schetsen toegelichte methode om met behulp van de gewone militaire kaarten terreinvoorstellingen in vogelvlucht perspectief te vervaardigen. „Een zware taak, het opknappen van een sedert jaren verwaar loosde legerorganisatie"., zoo vangt kapt. Verberne zijn opstel over „Onze Leger-organisatie" aan, waarin hij een krachtig pleidooi le vert voor de doorvoering van het beginsel: Uitschakelen, wat niet noodzakelijk is dus ook alle luxe om het noodzakelijke te kunnen blijven aanschaffen. Onder het noodzakelijke begrijpt schr. dan (we citeeren maar heel in het kort) het in oorlogstijd beschikbaar zijn van een zoo sterk mogelijke infanterie, veel meer artillerie van alle kalibers, moderne lange, maar vooral moderne korte kanonnen, veel meer mitrailleurs (een bekend geluid!). Schr. stelt voor Nederland, het Indische militieleger en de Marine de behoefte op 1CCC0 mi trailleurs, die wij zelf moeten kunnen maken (accoord, maar dan toch die voor ons leger in Indië\).). Voorts veel eigen gefabriceer de vliegtuigen. Niet-noodzakelijk acht schr. de hondentractie voor de infanterie- mitrailleurs, het aanhouden van het groot aantal paarden in de vredessterkte van de veldartillerie. Natuurlijk gaat schr. accoord met het betoog van den inleider in de voordracht over het bestaansrecht van de cavalerie (orgaan K. W. S. 1916-1917, Ille aflevering), dat de rijdende artillerie overbodig is; echter gaat hij nog wel iets ver der en betwist zelfs het bestaansrecht van de cavalerie in Neder land, waarin hij, blijkens de bij dit deel van het betoog door de Redactie M. S. gestelde noten, naar hare meening die ook de onze is te ver gaat. Daarna volgt een zeer lezenswaard, goed doorwrocht artikel van kapt. De Gelder over „Dienstweigering", waaronder hier te verstaan het weigeren zich te onderwepen aan de militaire verplichtingen, welke de Staat zijnen onderdanen oplegt. Schr. vat de verschillende gronden, waarop de dienstweigeraars hun standpunt willen recht vaardigen, bijeen in groepen, welke dan aan eene nadere beschou wing worden onderworpen. Vervolgens worden nog besproken de lessen der geschiedenis inzake deze materie, het standpunt, dat de Staat heeft in te nemen, en ten slotte de kwestie: Straffen of niet straffen. Als slot van de artikelenreeks volgt eene voortzetting van den pennestrijd tusschen maj. v. Dam v. Isselt en kapt. v. Santen 564

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 114