de soldaten op de schietbaan zich fouten eigen maken, zelfs dikwijls
uit eigenwijsheid.
De meest voorkomende fouten zijn:
lo. dat het geweer niet recht achteruit wordt gebracht na het afgeven
van het schot, doch in plaats daarvan de kolf rechts buitenwaarts
wordt geplaatst, vooral in liggende houding. Het gevolg is, dat
de korrel naar links woidt gebracht en daardoor de lijn oog
korrel doel verloren gaat, waardoor meer tijd wordt vereischt
om het geweer weer in de richting te brengen en door deze
beweging, vooral bij kleinere doelen, gemist wordt;
2o. dat de kolf na het afgeven van het schot niet ver genoeg naar
achteren wordt gebracht, doch alleen naar beneden (de haanpal
moet minstens tot onder de kin komen). Het gevolg is, dat bij
de volgende aanslag de tromp dompt in plaats van vooruit schuift
in de lijn oog korrel - doel en dat het schot daardoor over
het doel heen, dan wel er onder door gaat;
3o. dat niet voortdurend over den korrel naar het doel wordt gezien,
waardoor na den aanslag de lijn oog—korrel doel nog moet
gezocht worden, waardoor tijdverlies, onnauwkeurig richten en
slecht schieten worden veroorzaakt;
4o. dat de grendel niet volkomen wordt gesloten. Gevolg de z. g.
nabranders. Als men eens alle nabranders goed nagaat, zal men
tot de ontdekking komen, dat deze grootendeels veroorzaakt
worden door het niet volkomen sluiten van den grendel. De
slagpin kan daardoor niet voldoende vooruit schieten, gevolg een
z.g. nabrander, die geen nabrander is. Dat dit onjuist schieten
ten gevolge heeft, behoeft geen betoog;
5o. dat de kolf niet hoog genoeg in den schouder wordt geplaatst.
Gevolg, dat het hoofd verplaatst wordt, de lijn oog korrel
doel verloren gaat en te hoog wordt geschoten;
60. dat gedurende het in den aanslag brengen van het geweer de
korrel zakt en daarna opwaarts gebracht wordt, terwijl na het
afgeven van het schot de korrel naar beneden gaat. In beide
gevallen gaat de lijn oog - korrel doel verloren, waardoor
onjuist gericht en aldus slecht geschoten wordt.
De lijn oog korrel doel mag nimmer verloren gaan, hetgeen
alleen mogelijk is, als, zoowel bij het in den aanslag brengen
van het geweer als bij het terugkomen in de houding van vaar
dig, de korrel zich in voorwaartsehe (achterwaartsche) richting
in die lijn beweegt. Hieruit volgt direct, dat het hoofd gedurende
of na den aanslag niet van stand mag veranderen, leder man
481