Uit eene kaart, ontworpen in de 3e of 4e eeuw na Christus, de zoogenaamde „Tabula Peutingeriana" in de keizerlijke biblio theek te Weenen, blijkt, dat de Romeinen de gebergten voorstelden door rijen molshoopen. de rivieren door dikke kromme, de wegen door dunne rechte lijnen, waarop de namen der wegen en de onderlinge afstand der plaatsen vermeld stonden; steden en le gerplaatsen werden door huisjes aangeduid. Hoewel in den loop der tijden wel vooruitgang valt te bespeuren, werden in de 16e eeuw de rivieren op zeer onnauwkeurige wijze aangegeven, meestal door de plaatsen op de kaart overeenkomstig hunne onderlinge ligging en afstand te teekenen en de rivieren vervolgens langs die plaatsen te trekken, welke er aan waren ge legen, zonder dat notitie werd genomen van de bochten der wa- terloopen. Ook werden tot het einde dier eeuw de kaarten vooral van Azië, Afrika en Amerika op zonderlinge wijze versierd en de objecten, waaraan men bijzonder gewicht toekende, op hoogst eigenaardige wijze aangeduid. Waar steden, vestingen of burch ten lagen, werden deze in miniatuur op de kaart geteekend; boomen kenmerkten den plantengroei, groote midden in een land geteekende vlaggen stelden de regeerende macht voor; menschelijke wezens moesten de verdeeling der menschenrassen duidelijk maken; ook werden de verschillende rijken wel door kronen aangeduid; de fauna nader gekarakteriseerd door olifanten en andere dieren of vogels, die op boomen zaten. Slechts langzamerhand kwam hierin verandering en begon men voor de aanduiding der geografische objecten bepaalde teekens aan te wenden, doch het duurde geruimen tijd, voor zulks algemeen werd. In de 17e eeuw vertoonden vele kaarten eene wijziging der oude methode door namelijk de horizontale projectie der objecten weer te geven, dus de voorwerpen af te beelden naar hun uiterlijk voorkomen, doch gezien in vogelvlucht. Overigens vonden de symbolische teekens meer en meer ingang en hebben van toen af geene belangrijke veranderingen meer ondergaan. Wat de berg- teekening betreft, vallen minder verbeteringen te constateeren, het geen ook moeilijk kon geschieden, zoo lang er geene hoogtemetingen verricht werden en, eene enkele uitzondering daargelaten, was zulks voor 1700 niet het geval. Omdat tot in de 18e eeuw de kaarten niet meer soorten objecten bevatten, dan heden ten dage op eenvoudige schetskaarten voor- 0 Naar Peutinger, een raadsheer van keizer Maximiliaan, die zich het bezit van de kaart wist te verzekeren. 509

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 51