Mr. J. Meihuizen. 8896 9898 Uit de practijb. 9898 9898 Wenken, Dragen en antwoorden op gebied uan militair strafrecht. Vraag. Voor de ontvankelijkheid van een reclame voor den krijgsraad eischt A.O. No. 32 van 1875, dat de reclamant, die verzoekt, dat zijn zaak door den krijgsraad worde onderzocht, het schriftelijk bewijs overlegge, dat hij met zijne reclame door den chef van den strafoplegger is afgewezen. Wat wordt onder dit schriftelijk bewijs verstaan? M. te B. Antwoord. De vorm is niet aangegeven. Gewoonlijk gebruikt men een verklaring, opgesteld door reclamant, dat hij is afgewezen. Het zou ook moeilijk van reclamant te vergen zijn, dat hij een ander schriftelijk bewijs, dan een van hem zelf afkomstig, zou overleggen. Echter spreekt het van zelf, dat de waarheid der afwijzing slechts met zekerheid getesteerd kan worden door den- gene, die afwijst. Daarom komt het mij gewenscht voor, bij de stukken behalve die verklaring van reclamant een door den PI. M. Ct. voor afschrift geteekenden brief van den chef van den straf oplegger te voegen, waarin deze laatste mededeelt, welke beschik king hij ter zake der reclame nam. Vraag. Is het niet geoorloofd, een recollement alleen door den fg. secretaris te doen geschieden? L. te A. Antwoord. Neen, stellig niet. De fg. secretaris alleen heeft geen enkele bevoegdheid. Hij staat de commissie slechts bij. Bij iedere daad van gerechtelijk onderzoek moeten èn officieren-commissarissen èn fungeerend-secretaris tegenwoordig zijn. Uerbindingsrotten. Bij oorlogsmarschen van colonnes worden deze om tactische rede nen in onderdeden gesplitst, welke in onderling verband achteren naast elkaar marcheeren (hoofdmacht, voor- of achterhoede, flank dekking); 537

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 83