ander alleen het teeken „halt" nooit doen overnemen, als het van voren komt, en wil liever een ordonnans naar achter zenden. Ik stel voorop, dat voldaan moet zijn aan den eersten der hier boven genoemde eischen (wat gemakkelijk geleerd kan worden). Dan volgt het overige van zelf. Hoe minder de manschappen dan behoeven te denken, hoe beter. Denken moeten in dit geval alleen de commandanten der afdeelingen. De ctn. van spits en voortroep geven geen teeken „halt" en ook voor den ct. van den hoofdtroep is het teeken „de vijand wordt gezien" voldoende om zijn maatregelen, dit in verband met de daarna volgende berichten, te nemen. Zoo noodig gaat hij tot ontwikkeling over, doch houdt geen halt. Gedurende den marsch bevindt zich de A. B. als regel bij de voorhoede, b.v. tusschen voortroep en hoofdtroep. Hij alleen is bevoegd te beslissen, of er redenen zijn hetzij in hindernissen, door het terrein gevormd, hetzij in het optreden van den vijand gelegen om de hoofdmacht halt te doen houden Er is geen be zwaar, dat hij dan het teeken halt geeft en daarna weer het teeken voorwaarts, doch de ondercommandanten, vooral die van de spits en hare patrouilles, behooren goed te begrijpen, dat zij nooit het teeken halt geven. Bij een achterhoede zullen de verbindingsrotten zeker het teeken halt over te nemen krijgen van hun voorgangers. Het eene teeken niet, andere wel, het eene bij een voorhoede wel, het andere niet bij een achterhoedeZe zullen het nooit onthouden! En vooral niet als er geen voorgeschreven een heid bestaat. Ik meen, dat die het best verkregen wordt op de boven aangegeven wijze. Theoretische beschouwingen vermeerderen in waarde, wanneer zij door practische ervaringen bevestigd worden En waar ik omtrent het loopen van verbindingsrotten geen voorbeelden uit de krijgsgeschiedenis kan aanhalen, zij het voorgevallene bij een kortelings gehouden „garnizoens"-manoeuvre hier vermeld. Even als bij een vorige gelegenheid (Zie I. M. T. 1916 bl. 1336) wensch ik vooraf aan te teekenen, dat ik de genomen maatregelen als zoodanig niet waag te bespreken, doch daarentegen wel er de aan dacht op vestig, dat zij in oorlogstijd natuurlijk evenzoo gegeven zouden zijn en het verloop der beweging zeer goed hetzelfde zou kunnen wezen. Eene colonne van eenige batons. en hulpwapens, marcheert van A over B en C met het plan om via D en E naar F te gaan. Om tactische redenen is deze weg te verkiezen boven die over H. K. en L. Als het hoofd van de hoofdmacht bij B is gekomen en dus de verb, rotten B gepasseerd zijn en loopen tusschen B en M. (afstand hoofdtroep 1000 M.), komen berichten van eene zuidelijke nevencolonne binnen en besluit de A.B. de voorhoede als rechter flankdekking via C en N te laten marcheeren en de hoofdmacht toch den weg naar H te doen volgende voorste sectie c* wil, ter wijl een nieuwe voorhoede in de richting H wordt uitgezonden, de verbindingsrotten tusschen B en M (hoofdmacht en hoofdtroep), 541

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 89