leerdeen man, die bijv. niet in één beweging den grendel opent en sluit, gaat niet tot iets anders over, alvorens hij dit kent, en zoo ook met de andere bewegingen. Het vaardigmaken geschiedt altijd in bewegingen, elk onderdeel precies volgens het voorschrift. In één woord, den man wordt bijgebracht, dat, om te kunnen schieten, het beslist noodig is, dat elke handeling, hoe klein en schijnbaar onbeduidend ook, volgens het voorschrift moet uitgevoerd worden en dat op andere wijze het schieten niet mogelijk is. Komen er nu geen fouten meer voor, dan wordt overgegaan tot de aanslagoefeningen op het touwtje, eerst zorder en daarna met mikpuntje. Het mikpuntje wordt niet aangebracht, alvorens op het touwtje zonder mikpunt de fouten in de hoogte er uit zijn gehaald. Daarna gaan de recruten naar de schietbaan, hoewel natuurlijk zoowel gymnastische aanslagoefeningen, als die op het touwtje nog veel beoefend worden. Het vervelende van de schietopleiding is nu voorbij, want, dit moet ik toegeven, de eerste opleiding is de vervelendste voor den soldaat. Ik heb wel soldaten op het rapport gehad, die wanhopig mij verklaarden, dat zij het nimmer zouden leeren, doch een enkel opwekkend woord en een wijzen op meer gevorderde kameraden had altijd tot resultaat, dat met nieuwen moed weer werd begonnen. De eenige troost, dien ik hen dan kon geven, was altijd: „Je moet er door, dus hoe beter je best gedaan, hoe spoediger je er bent". De soldaat beschouwt het dan ook als zoodanig, wetende, dat, zoodra met schieten wordt begonnen, het vervelende voorbij is. Over gebrek aan belangstelling heb ik nimmer te klagen gehad, integendeel. Uit zich zelf richtten de soldaten een schietvereeniging op, herhaaldelijk hoort men's avonds in de compagnie in hun vrijen tijd soldaten zich in den aanslag oefenen. Doch veel, zeer veel belangstelling van officieren en kader is noodig en vooral geduld. Elke fout verbeteren, soms f.0 maal op één morgen, doch als daarbij steeds het waarom er bij werd medegedeeld, dan gaf de opleiding geen bijzondere moeite. Dat hierbij de individueele opleiding op den voorgrond treedt, behoeft geen betoog. Bij elke klasse van ongeveer 20 man zijn 1 instructeur en 2 hulpinstructeurs ingedeeld. Op de schietbaan wordt aangevangen op 50 M. op de ellipsschijf in de drie houdingen, schot voor schot op het Co. „AAN" van den onderwijzer, terwijl de man uit zich zelf het schot afgeeft. Het uit den aanslag brengen van het geweer geschiedt met bewegingen, zoodat de onderwijzer na het vallen van het schot het Co. „TWEE" niet doet, alvorens de schutter heeft gezegd, waar hij is afgekomen. 478

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 8