te pauzeeren. '1 Is intusschen half twaalf geworden, ik zie den president verwachtingsvol aan en zie hem gelukkig zijn toestem ming geven. Ik loop naar buiten om een beetje uit te kunnen waai en, zoowel om wat af te koelen als om mijn hersens een beetje door te spuien. Al die pas vliegensvlug verwerkte folio's moeten er uit om plaats te kunnen maken voor nieuwe, want drie zaken hebben we nog voor den boeg en het wordt maar steeds warmer. Om 12 uur beginnen we met no. 5 en daarna no. 6 en 7. Om 1 uur val ik waarachtig weer bijna van mijn stokje van den hon ger en de warmte. Ik gevoel neiging den president te vragen mijn jas uit te mogen trekken. Mijn hersens werken niet meer zoo vlug als van morgen bij de eerste twee zaken en verlucht sta ik om 2 uur op. De zitting wordt gesloten. Ik heb meegeholpen, om naar mijn beste weten over het lot van 7 medemenschen te oordeelen. Ik ren, voorzoover mijn zwarte uniform en sabel het toelaten, naar het buffet van Concordia en sla daar onmiddellijk een stevige, koude whisky-soda door 't keelgat. Goddank, dat geeft een beetje opluchting. De mandoer heeft no. 303 al opgebeld en de taxi staat evenals ik al te puffen om met me naar Meester te rennen. De tram kijk ik nu minachtend aan, want ik ben bang dan om 3 uur nog niet thuis te zijn en dat is wel een beetje te veel van me gevergd, van mij in 't zwart. Een duur uitstapje dus ook nog. Enfin, een ongetrouwd jongmensch mag wel een paar beertjes maken. En zoo kom ik om half drie thuis met een hoofd vol boeboer, (hersens heb ik voorloopig niet meer, dat komt van de meer dan 't maximum te verwerken stof, gedurende een maximum tempera tuur, in een minimum tijd) en een pakean om uit te wringen. De chauffeur krijgt een extra fooi, omdat hij me zoo vlug in de nabij heid van mijn mandikamer heeft gebracht Bovenstaande mag ik misschien een beetje overdreven hebben, ik mag misschien ook wat gefantaseerd hebben, als mijn doel echter maar bereikt is en wel om aan te toonen: 1° Aan alle leden van den krijgsraad moet een behoorlijke tijd gegeven worden om inzage te nemen van de stukken, behoorende tot de feiten, waarover zal moeten beslist worden. Eerst dan kan er goed worden nagedacht, alvorens het schuldig of onschuldig uit te spreken. Laten wij, officieren, niet vergeten, dat we, lid van een krijgsraad zijnde, niet een „mindere" tegenover ons hebben, doch een „me- demensch." 2° Laat de zwarte uniform vervallen voor dezen dienst, want warm te en zich onbehagelijk voelen is een belangrijke factor voor iemand, die kalm moet nadenken, niets mag hem dan hinderen. 3° Laat de krijgsraad vroeger beginnen b. v. om 8 uur, liefst om 7 uur. Hoe vroeger, des te koeler de temperatuur, des te vlugger de geest. 4° Liever twee krijgsraden per week met elk 4 zaken te behan delen, dan één per week met 7 zaken. Tot slot een vraag: 545

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 93