Aangezien de vijandelijke granaten 10 12 K.M. achter het front
nog vallen en men altijd op vliegeraanvallen bedacht moet zijn,
verdiende de stalling der paarden bijzondere aandacht. Zij staan
achter schuttingen beschermd tegen feilen wind en onder daken
gemaakt van loof en sparregroen. Zoo wennen en harden zij
zich tevens aan en tegen de zware oorlogsontberingen. Soms
staan zij gedekt, soms weer niet. De paarden komen getraind aan
het front, zijn dan al gewend dag en nacht buiten te staan. Zooals
reeds vermeld, wordt alleen gezorgd voor beschuting tegen den wind.
Tericht men het veterinaire personeel af, zooals
ziekenoppassers en smeden.
De onderofficieren verleenen de eerste hulp. Zij zijn uitgerust
met practisch ingerichte tasschen. Deze bevatten verband en hecht-
materiaal en koliekbolussen.
Wat nu de verpleging der zieke oorlogsviervoeters aangaat, het
volgende:
De „Mobile Veterinary Sections" halen de gewonde paarden bij
de onderdeden en zenden ze door naar de „Veterinary hospitals".
Dit evacueeren geschiedt te voet, per paardentransportwagen of
per trein.
De spoorwegwagons zijn ingericht voor vervoer van acht paarden;
deze zijn van boven met traliewerk, dus open (niettegenstaande dit
luchtige, zoowel in wagen als stal, had het geen invloed op ziekten
der ademhalingsorganen. In den huidigen krijg maken percentsgewijze
hoefziekten de meest voorkomende ziekten uit; wonden niet mede-
gerekend).
Plaats voor personeel is er niet in den waggon, want als er
eens iets gebeurt, kan de man hier toch niet helpen. De dieren
worden er los en ongedekt ingezet.
Liefdadigheid gaat meestal uit van particulier initiatief. Engeland
is het land der liefdadigheid en wat er voor de dieren gedaan wordt,
is niet alleen prijzenswaardig, doch blijkt tevens dat, wat dieren
liefde aangaat, de Engelschman moreel zeer hoog staat.
Bij het uitbreken van den oorlog bood de R.S.F.C.A (Royal Society
for Preventions of Cruelty to Animals) het Ministerie van Oorlog
haar hulp aan voor de verzorging van de gewonde dieren (paarden
muildieren, ezels, kameelen, honden), doch het aanbod dezer
Koninklijke Vereeniging werd beleefd afgewezen, op grond, dat de
sterkte der organisatie van den militair-veterinairen dienst hulp van
buiten onnoodig maakt. Drie maanden later deed de Minister echter
een beroep op de liefdadighied der Engelsche dierenvrienden en
berichtte de Minister de R.S.F C.A., dat hij de hulp der vereeniging
op zeer hoogen prijs zou stellen en dat Zijne Excellentie dankbaar
zou zijn voor „further assistance in helping to provide trained
veterinary sub-ordinates, who are willing to enlist in the army ve
terinary corps".
Kort daarop zond de R S. F. C. A., op verzoek: één stalinrichting
voor 2CC0 paarden, 20 automobielen en andere voertuigen, 9 haver-
pletmachines en hakselsnijmachines met petroleummotoren, 5C00
551