buitengewone rechtstoestand het best aan den feitelijken toestand dien van het oogenblik, beantwoordt. De gevolgen nu van den S. v. O. en S v. B. zijn voor Indië zoo als gezegd geregeld in een gouvernements-besluit, of, zooals Mi- Kleintjes in zijn „Staatsrecht van N.-I." zegt, in een „eenvoudig" G B voorkomende in Stbl. 1904 no. 372 en 373, nader gewijzigd "bil Stbl. 1905 no. 274. S J Over een dergelijke afdoening, nl. de regeling van zulk een ingrijpende maatregel, is Mr- Kleintjes niet erg best te spreken. Volgens hem is de Indische Regeering voorbarig geweest en had deze regeling bij de wet of een koninklijk besluit uitgevaardigd moeten worden. Men zal echter toch moeten toegeven, dat dergelijke abnormale toestanden nadere regeling vereischen, zoowel in het belang der bevolking als in dat der autoriteiten. De eerste dient ook voor dién tijd hare rechten en plichten te kennen, de iaatsten moeten hunne organen tijdig op de hoogte brengen van hunne bevoegdhe den, opdat deze reeds in vredestijd maatregelen kunnen beramen, hoe zij in den eersten tijd der troebelen zullen moeten handelen. Wanneer eenmaal de nood is aangebroken en de Regeering zou dan eerst met een regeling aankomen, dan was het beslist te laat. Nu reeds behoort een ieder te weten, wat hem in abnormale ge vallen te doen staat, terwijl in gewone tijden niemand in zijn rechten geschaad wordt door bepalingen, die eerst in tijd van nood van kracht worden. Dat de regeling niet door een hoogeren wetgever is vervaar digd, doet aan de waarde niets af. De beslissingen, die op grond van een gouv. besluit genomen worden, zijn even wettig als die op grond van een K. B. of een wet. In ieder geval kan de Indische Regeering hier zeer zeker even goed, zoo niet beter dan de moederlandsche, beoordeelen, hoe in dat geval door hare organen zal moeten worden gehandeld. Dat de G. G, altijd volgens dezen rechtsgeleerde, zijn macht tot uitvaardiging van deze besluiten zou hebben ontleend aan meergenoemd artikel 43, kan ook niet worden toegegeven. Het ligt meer voor de hand, dat de G. G., analoog aan de bepalingen van de wet van 23 Mei 1899, ziende dat voor Indië nog geen regeling was getroffen, het initiatief heeft genomen en bedoeld besluit heeft uitgevaardigd. De overeenkomst in beide producten van wetgeving doet zulks ten minste vermoeden. De S v. O. of S. v. B. kan dus door den G. G. worden af- 576

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 10