In deze vijf gevallen is dus overleg voorgeschreven, en zal het militair gezag trachten bij verschil van meening met het civiel gezag tot overeenstemming geraken. Gelukt dit echter niet, dan beslist het militair gezag. (Memorie van Antwoord.). In ieder geval heeft dit laatste dus het laatste woord. Hetzij krachtens de bepalingen der regeling, dan wel op last van het militair gezag worden de volgende maatregelen genomen buiten het civiel gezag om: 1. Alle gewapende korpsen, niet behoorende tot het leger, komen onder het militair gezag, waarbij hunne bijzondere reglementen in acht genomen moeten worden. In Nederland kent men deze beperkende bepaling niet (art. 3 al. 3 en art. 10 al. 3 Nederl. wet In hoeverre men in de practijk zich aan deze beperking zal kunnen houden, zal de tijd leeren. Vermoedelijk zullen deze korpsen wel precies op denzelfden voet behandeld moeten wor den als het leger. Bovendien zal na de invoering der militie en de daarmede gepaard gaande opheffing der schutterijen, die be paling heel veel van hare waarde hebben verloren. Voor de enkele vrijwilligerskorpsen, het Legioen van Mangkoe Negara en de Barisans is een dusdanige beperking, die den militairen commandant, onder wiens bevelen zij worden gesteld, niets dan last kan veroorzaken, niet noodig. 2. Desnoods stelt het militair gezag een geheime politie in (art. 6 al. 2). Het doel hiervan zal wel zijn spionnage en heulen met den vijand te voorkomen. Dat hiervoor alleszins betrouwbaar personeel zal zijn aan te wijzen, behoeft geen nader betoog. 3. Bij samenscholingen en oproerige bewegingen wordt al dadelijk strenger opgetreden. In dit gr val worden zonder nader overleg zoo noodig nieuwe politievoorschriften uitgevaardigd, politie en brandweer komen onder rechtstreeks militair gezag en het militair gezag is niet meer verplicht te voldoen aan oproepingen, bedoeld bij GB. van 1 Juni 1907 no. 11., m a.w. het civiel bestuur roept niet meer den steun in van het militair gezag, doch dit handelt zelf. (art. 7). 4. Is alle gemeenschap afgesloten, dan kunnen ook door niet- militairen uiterste willen worden gemaakt ten overstaan van elk Europeesch ambtenaar en officier, met in-acht-neming der desbetreffende bepalingen van het Burg. wetboek. In artikel 12 worden daaromtrent nog nadere voorschriften gegeven. Volgens de Mem. v. Antwoord moger in Nederland dergelijke 579

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 13