telefoongesprekken, die verdacht schijnen of in een vreemde
taal geschieden, te doen nagaan en terzake te beslissen.
5. Het recht tot het sluiten van zoodanige plaatsen, waar veel
personen bijeen komen (art. 27), b.v. koffiehuizen, pasars, so
ciëteiten enz.
Openbare bijeenkomsten en optochten, hoe en waar ook, mo
gen alleen met toestemming van het militair gezag plaats hebben.
Openbare godsdienstoefeningen blijven geoorloofd. Alleen moet
in art. 120 R. R. in plaats van „des bestuurs" gelezen worden „van
het militair gezag".
„Tot het verbieden van openbare godsdienstoefeningen bestaat
een grondwettig bezwaar" lezen wij in de memorie van antwoord
op het Nederl. ontwerpmaar m. i. kan datzelfde gezegd worden
Vr n alle andere rechten, bij de grondwet toegekend. Dit regeerings-
antwoord is dan m. i. zeer gezocht En hoewel het wellicht geen
aanbeveling zal verdienen om de bevolking, die door de abnormale
toestanden toch min of meer gevoeliger is voor invloeden van bui
ten, nog meer te prikkelen door haar de gelegenheid tot het hou
den van godsdienstoefeningen te ontnemen, neemt dit niet weg,
dat een verscherpt toezicht zeer noodig is.
De strafrechterlijke gevolgen zijn in den S. v. B. vrijwel ge
lijk aan die in den S. v. O. Echter is bepaald, dat in den S. v. B.
alle strafzaken door den militairen rechter worden berechtm.a w.
de krijgswet is op een ieder van toepassing.
Aan het slot der regeling heeft de G. G. een tal van strafbe
palingen opgenomen, waarbij de maximum straffen zijn bepaald.
Hierop is bij Stbl. 1913 no. 482 een wijziging gekomen, waarbij
de maximumstraf van 3 maanden voor het niet voldoen aan de
bevelen van het militair gezag is verhoogd tot één jaar. Ook is nog
bepaald, dat de plaats, waar eventueele vrijheidsberooving zal
worden ten uitvoer gelegd, door het militair gezag wordt bepaald.
Kan hiermede van Stbl. 19C4 no. 372 worden afgestapt, thans
rest nog een kort woord omtrent het bepaalde in de 3e alinea van
art 43 R. R., waarin wij lezen, dat de G. G. in de buitenbezittingen
de burgerlijke of militaire gezaghebbers kan machtigen tot het
nemen van voorloopige maatregelen, als bij dat artikel zijn bedoeld.
Van dit recht heeft de G. G. dan ook gebruik gemaakt door
de uitvaardiging van het besluit, vermeld in Stbl. 19C4 no. 373.
Hierbij is het militair en niet het burgerlijk gezag gemachtigd, om,
wanneer de omstandigheden dit beslist noodzakelijk maken, den
S. v. O. of den S. v. B. af te kondigen, echter alleen dan, wanneer
585
.1 T. M. 39 1917.