Wat ons de wijzen als waarheid verkonden, straks komt er een
wijzer, die het weg redeneert; de een zoekt het in den aard der
verharding, de ander in de hellingen. Begrijpen we kapitein Boeije
goed, dan zou hij het gedeelte van den Poentjakweg aan den Bui
tenzorgkant bistro willen kleuren, ik geloof dat menig automobilist,
die zich zelf respecteert en opkomt voor zijn „car", het hiermede
niet eens zal zijn.
Volgens eene globale opgave in het Novembernummer van het
Indisch Militair Tijdschrift, jaargang 1914, kwamen een paar jaar
geleden in Nederlandsch-Indië 7000 automobielen voor, natuurlijk
van diverse merken en met uiteenloopende prestaties. Met welke
auto's moet nu rekening worden gehouden en, wanneer een weg
niet begaanbaar is voor een auto, waaraan ligt dit dan, aan den
auto, aan den chauffeur, aan den weg of aan eene der verschillen
de combinaties van die drie factoren? Of aan den autobezitter,
die bang is voor zijn banden?
Toegegeven wordt, dat zelfs in ons groot wegennet op enkele
plaatsen beduidende hellingen voorkomen, doch die maar „mir
nichts, dir nichts" door eene boycottende kleur aan te geven zou
verkeerd zijn, te meer daar de legenda een prachtig sprekend tee-
ken kent voor „steil weggedeelte", dat tweede klasse auto's en
dito chauffeurs een „take care" zal kunnen toeroepen. Alleen het
begrip „steil" is wat onbestemd volgens de „Terreinleer"
is dat eene helling van 15 tot 20 graden, die den marsch van
infanterie in gesloten orde slechts over korte afstanden en met
groote krachtsinspanning mogelijk maken. Voor cavalerie is het
terrein onbruikbaar; slechts enkele geoefende ruiters met deugd
zame paarden kunnen langzaam vooruit komen. Voor geschut met
bespanning levert het terrein onoverkomelijke bezwaren op; berg-
artillerie zal zich, doch met moeite, kunnen bewegen.
De onderscheiding in paarden- en voetpaden lijkt ons, wat de-
finiëering betreft, niet gelukkig; we moeten voetpaden teekenen,
welke volgens het spraakgebruik paardenpaden zijn en omgekeerd.
Men treft op lange, flauw hellende, vlakke grasruggen dikwijls
1) Erkend wordt, dat het moeielijk, zelfs zeer moeielijk is (hij, die zonder
zonde is, enz.) bij het maken van voorschriften te zorgen, dat men niet
in strijd komt met reeds bestaande voorschriften. Aan het slot van de
inleiding van de „Terreinleer" wordt echter gezegd: „Voor de gelijk
vormigheid bediene men zich (daarom) van de kunsttermen, die in dat
werkje verklaard worden en waarmede alle voorkomende onderscheidingen
voldoende verstaanbaar zijn aangegeven."
589