merkstreepje komt dus op 1 m.M. beneden het eerste, het derde
2.1 m.M. beneden het eerste, enz. tot het laatste merkstreepje, dat
59.3 m.M. beneden het eerste komt. Voor de merkstreepjes (voor
de duidelijkheid afwisselend kort en lang en bij het einde niet te
dik) schrijft men achtereenvolgens 200, 300, 4C0 enz. tot 2000.
Het gebruik van dit kaartje met merkstreepjes, dat ik vizierkaartje
zal noemen, volgt reeds uit het voorgaande. Wordt de afstand AC
b.v. op 1400 M. geschat, dan houdt men het vizierkaartje op armaf-
stand zóó voor zich waarbij het linkeroog gesloten wordt dat
merkstreep 14C0 samenvalt met het doel. Daarna ziet men, met
welke merkstreep het gekozen hulpmikpunt overeenkomt, b.v. 1000.
Er moet nu gevuurd worden met het vizier van 1000 M. op bet hulp
mikpunt. immers, de afstand op het vizierkaartje tusschen de merk
streepjes 1400 en 1000 is 27.5- 13.8 m.M. of 13.7 m M of 21.08 °/0o
op armafstand. De tg. van den schootshoek in de baan van 140C M.
is 44.46 °/oo; in fig. Ill dus tg 44.46 °/00
tg (3—21 08 plop
tg 7x 23.38 o/00
Dit komt overeen met de baan van 1GG0 M.
Indien het hulpmikpunt tusschen twee merkstreepjes ligt, kiest
men als regel het laagste vizier. (R. I. II. p. 351).
Het hulpmikpunt behoeft niet juist boven het doel te liggen
b,v boschrand, als de stelling in den rand is gelegen doch zal
meestal daarachter gekozen moeten worden b. v. heuvelrug,
duidelijk afstekende rand van bergsawah's. Zoo stelt in fig. Ill
E nog een hulpmikpunt voor. De hoek, waaronder doel en hulp
mikpunt worden gezien, verandert niet, als men inplaats van D het
mikpunt E neemt. Dit is vooral in bergterreinen een groot voordeel,
daar men dan meestal wel een hulpmikpunt zal kunnen kiezen, dat
goed zichtbaar is en horizontaal ligt.
Als toevallige bate van het vizierkaartje vond ik, dat het ook
kan worden gebruikt bij de 2de methode, indien men aan de
linkerkant nog een indeeling in 0/00 maakte, (fig. IV).
Heeft men n 1. AB 150 M. en BD 3 M. geschat (fig II), dan is
tg /3 20 oo, AC 1000 M. Men kan nu met behulp van de
indeeling in °/00, aan den linkerkant van het vizierkaartje vinden,
welke merkstreep rechts 20 °/00 boven die van 1000 staat en vindt
die van 3^0. Het vizier, waarmee op D gericht moet worden, is
dus dat van 3C0 M. Dit heeft het voordeel, dat nu voor de 2de
methode ook geen tabellen noodig zijn. De 3de methode verdient
echter de voorkeur in verband met de plaats van het hulpmik-
603