Resultaten. Eenstemming werd door de „gewonden" verklaard, dat zij bi] het vervoer nauwelijks schokken bemerkten, ook al gingen zij her haaldelijk over steenen van 1/4 M hoogte. De bamboes bleken niet te zwiepen, zoodat het niet noodig bleek de gewonden tijdens het transport vast te binden (bij proef 6e. werd dit voorzichtigheids halve gedaan. Het bleek niet te hinderen, dat één en zelfs beide einden der sleepbamboes (bij proef 5en) een tijdlang in de lucht zweefden: het contact met den bodem werd dan door andere deelen van de sleepbamboes overgenomen. De gewonden konden, zelfs over- zwaar terrein, zeer snel afgevoerd worden, niettegenstaande met ongeoefende paarden gewerkt werd. Ook het dwars passeeren van loopgraven bleek met één paard zeer goed mogelijk. Ten slotte kon geconstateerd worden, dat het vervoer van ge wonden steeds naar de regelen kon geschieden met het hoofd voor uit, wanneer een helling bestegen wordt, met de voeten vooruit bij het dalen (dus ook in geval van beenbreuk van een der onderste ledematen juist in tegengestelden zin), omdat het paard zoowel voor als achter, met het gezicht naar en van de tandoe af, kan ingespannen worden. Het trekken van de bamboesleeptandoe middels de helpzeelen door twee ziekendragers (zelfs wanneer zij zich kruipend door het terrein bewogen) bleek geen bijzondere inspanning te eischen. Conclusies. De bamboesleeptandoe voldoet aan alle boven opgesomde eischen en kan dus „het" vervoermiddel zijn voor afvoer van gewonden en zieken in bergterrein zoowel in vredes- als in oorlogstijden. In oor logstijden, wanneer de actie in ongebaand bergterrein plaats vindt en de verwonden dus onder zeer moeilijke omstandigheden moeten afgevoerd worden, zal het nut van de bamboesleeptandoe buiten gewoon groot zijn. Weltevreden, 8 Juli 1917. Dirigeerend Officier van Gezondh. 2e. kl. 640 W. P. L. VAN OUWERkERK.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 80