volgens H. die „schuttersbrij" er reeds, reden waarom hij die se lectie juist verantwoord acht. Indien Kapitein Bannink daar anders over denkt, staat hij toch verdacht dicht bij H., daar een selectie van IC00 man de schaal reeds doet overslaan. Mijn „wonderkraantje" (blz.179) is in werkelijkheid heelemaal geen phenomeen, zooals ik aantoonde; ik onderscheidde het reeds van de drie andere'(beter was het geweest, als ik op blz. 1094- 1916 de Maréchaussée had uitgezonderd, want door die „kraan" loopt ook niets weg) door feitelijk te zeggen, dat het een gerecht vaardigde aftapping - evenals die uit een vat in flesschen zou - zijn, waartegen niemand bezwaren kan hebben. Na een beschouwing over de artikelen van S. S. komt dan weer een schrijver ter sprake, die niet „au fait" blijkt, een bewering gegrond op mijn onbekendheid - die ik graag toegeef - met staatsblad 518/1916. Ten eerste moet het nog uitgemaakt worden (ik geloof, dat ik mijn artikel in Mei of Juni schreef), of dit staatsblad reeds „uit was en mij dus bekend kon zijn; ten tweede schaam ik er mij ais actief troepenofficier niet voor te bekennen, niet alle staatsbladen te kennen. Indien het Legerbestuur het niet belangrijk genoeg acht aan zijn officieren mede te deelen in reglementen (oorlogsorganisatiën) of algemeene orders, dat voortaan bij mobi lisatie de Gewapende Politie deel uitmaakt van het leger, dan stel ik er geen prijs op dit te weten: het mag dan ook voor mij een verrassing (blz. 172, regel 4 v. b.) blijven, wat het dan ook is. Verder was het mijn bedoeling nooit te beweren, dat het kader van het leger afkomstig (dus na verlaten van den militairen dienst) aan de G. P. moest onthouden worden; mijn bedoeling (het ge detacheerde legerkader) had misschien duidelijker omschreven kunnen worden: dat ze echter begrepen is, blijkt uit de laatste alinea van het stukje van Majoor den Ouden (blz, 1367/1916). Ik kandusde uitdrukking: „schromelijk gemis aan bekenheid met het behandelde onderwerp" (2) laten, voor wat ze is. Wat het artikel van den kapitein van den Generalen Staf Jonquière over de Djambi-actie betreft, meen ik het recht te hebben dit artikel, waar het gaat over de G. P., naast dat van S. S. (blz. 91 e.v.) te leggen en dan veelbeteekenend te zwijgen. Op blz. 187 staat, dat ik mijn ongunstige meening over de G. P. niet uit bronnen put! Maar is dat niet een beetje het onmogelijke van mij verlangen Als, voor zoover mij bekend is, nog nooit een 2). Welk onderwerp? Behandelt mijn artikel „Patrouilletroepen" soms de G. P. 642

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 82