In het bijzonder de daaronder zich bevindende voordeelena. de grootere geoefendheid der kanonniers-richters der marine en b. de betere gelegenheid der marine om te oefenen, hebben en m.i. terecht- den toenmaligen kapitein van de kustartilleriej. L. Ranneft getroffen en hem een artikel in de pen gegeven, waarin de voorgenomen overgang o.m. uitvoerig wordt besproken. Dit artikel werd beantwoord door den toenmaligen luit.-ter-zee le klasse L. J. Quant, terwijl meerdere anderen, o.a. de heeren de Josselin de Jong en Ortt het onderwerp bespraken. Al deze artikelen zijn te vinden in de Mil. Spectator 1310 en 1911 en in het Marineblad 1911-1912. Bovendien behelzen de verslagen van de vergaderingen, door de Ver. t.b.v.d. Krijgsw. en van de Marinever. over het onderwerp gehouden, veel wetenswaardigs. Na bestudeering van deze geschriften heb ik voor mij de volgende conclusie getrokken; de bezetting van de kustwerken (dus niet alle werken, die een oorlogshaven moeten beschermen) is het best toe vertrouwd aan een speciaal korps kustartillerie. (Hoe kan het ook anders?) Echter vervallen nagenoeg alle argumenten, die men zou kunnen aanvoeren om bovengenoemde stelling te bewijzen, indien men in plaats van „een speciaal korps kustartillerie" zou moeten lezen „landartillerie, die nu en dan ook kustforten bezet." In dat geval is onherroepelijk de Marine het meest aangewezen lichaam. Aangezien het mij voorkomt, dat een speciaal korps kustartillerie, in het bijzonder wat betreft het officierskader, voor lndië wel tot de vrome wenschen zal moeten worden gerekend, is het zaak na te gaan, of nog niet een betere oplossing zou zijn te vinden, dan de bezetting van de kustartillerie zonder meer in handen van de marine te geven; want ook dit heeft zijn nadeelen, omdat men dan bij de Marine eenigermate invoert, wat men juist bij de landmacht tracht te vermijden n.l. het dilettantisme. En m i. is een dergelijke oplossing te vinden. Het personeel der kustartillerie bestaat uit: 1. het mindere personeel, 2. het onderofficierskader en 3. het officierskader. ad. 1. Het mindere personeel wordt voor vast ingedeeld bij de kustartillerie en wordt gerecruteerd uit Eur. en Inl. vrijwilligers en militie. Wanneer blijkt, dat zij om een of andere reden; b. v. ziekten tengevolge van klimaatsinvloeden, niet geschikt zijn voor de kust artillerie, worden zij eenvoudig uit de sterkte gevoerd, doch niet vervangen door overplaatsing van een artillerist van een ander soort onderdeel. Deze menschen kunnen natuurlijk wel als recruut worden ingedeeld bij de veld- of vestingartillerie. ad 2. Het onderofficierskader wordt in de eerste plaats getrokken uit het mindere personeel der kustartillerie en wordt daarbij ook voor vast ingedeeld. Indien niet voldoende daarvoor geschikte individuen bij het mindere personeel te vinden zijn, moet de ge legenheid ook worden opengesteld voor jong kader van de artil lerie en de marine om na een recrutenopleiding bij de kustartillerie over te gaan. 651

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 91