rechterarm met kracht (de geheele beweging moet met kracht geschieden) naar voren te zwaaien, daarbij op het juiste moment den steel los latende, waarbij het touw in de hand achterblijft, wordt de schokker vrij gemaakt, doordat het oogje, waarmede het verbin dingsstaafje schokker-trekkerstaaf aan de schokker zit wordt open getrokken en aldus de veer in werking doet treden en deze den schokker naar voren doet gaan. Hierdoor wordt het hoedje ont stoken, waarna de saskolom begint te branden (3 sec.). Het kardoesje salpeterkruit versterkt den vuurstraal, welke door met gaas verkapte gaten van het omringende cylindertje in de lading slaat en het projectiel doet springen. Bij werpen van scherpe projectielen werd de gemiddelde brandtijd bepaald, n.l. 3,425 sec. Geworpen op een afstand van 35 M. springt de granaat na 1,3 sec; op worpsafstand van 40 M. na 0,6 sec. Van een terugwerpen door den vijand is dus geen sprake. Een wegwerpen en daardoor de uitwerking verijdelen eischt te groote koelbloedigheid. Bij het bestookt worden met handgranaten zoekt ieder door plat liggen en door bukken zich aan de werking te onttrekken. Een juiste worp is ook bij het gebruik van deze handgranaat van den werper te eischer. De maximum afstand, tijdens de proeven verkregen, was 50 M., terwijl reeds na geringe oefening 45 M. kan worden gehaald. Het ingevoerde projectiel draagt den naam van „Veldhandgranaat", terwijl de reeds bestaande „Ronde handgranaat" is gedoopt. Figuur 7 geeft nog een afbeelding van een proefmodel, hetwelk echter niet voldaan heeft. Tot slot iets over de opleiding der werpers. Het spreekt, dat niet ieder voor handgranaatwerper in de wieg is gelegd. De vaak moeilijke omstandigheden, waaronder de granaten moeten worden geworpen, het werpen op korten afstand, het werpen vanaf borstweringen in een loopgraaf, het werpen in verbindingsloopgraven, door de opening van gedekte onderkomens, enz. veroorzaken, dat voor werpers zij in aanmerking komen, die een specialen aanleg daar voor toonen. De volgende opleiding is voorgesteld: „Te Bandoeng zal „worden opgericht een centrale cursus, waaraan eenige officieren en „onderofficieren uit elke militaire afdeeling op Java tot zgn. brigade- instructeurs zullen worden opgeleid, aan wie hunne afdeeling „weder de opleiding van bataljonsinstructeurs wordt opgedragen. „Per compagnie zullen eenige werpers worden opgeleid." 682

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 34