„op het verloop der oorlogshandelingen groot is geweest. Zij heeft
„den geest der aanvoerders gescherpt en de onwederlegbare leer
„gevestigd, dat de moderne veldheer vóór alles „Kriegstheoretiker"
„moet zijn.
„M.H. De weg, die ter overwinning voeren moet, vangt aan in
de studeerkamer".
En na dit alles gelezen te hebben vragen wij met klem: waar
vinden wij den tijd om ons in wetenschappelijken zin voor te berei
den, waar de gelegenheid om te bestudeeren den huidigen oorlog,
zelf te ontdekken de lessen voor ons van belang?
Java moge, wat klimaat betreft, zijn moeilijkheden opleveren, de
terreinen mogen hier en daar eigenschappen hebben, die de slag
en gevechtsvelden van den grooten oorlog missen, doch het leidt
geen twijfel, of wij vinden in dezen wereld-oorlog bijkans van alle
gevallen, die wij ons kunnen voorstellen, voorbeelden. Voorbeelden,
die tot navolging wekken, andere die tot leering strekken, maar
slechts dan als ze wel overdacht, als ze degelijk bestudeerd zijn.
En elk rechtschapen militair voelt de noodzakelijkheid van deze
studie! En wanhoop maakt zich van hem meester, als hij, voortdurend
overkropt met ander werk, deze studie moet loslaten; ander werk,
in zijn soort niet minder belangrijk, doch niet vormende „Kriegs
theoretiker". En dan vragen we ons af, hoe het moet, als we voor
het groote gebeuren staan en we zijn buitengewoon goed onderlegd
in alles behalve op het gebied van oorlogvoeren, waar we domooren
in zijn gebleven.
Dè reorganisatie van ons leger staat voor de deur. Mogen de
reorganisators tevens er in slagen tijd voor „Denkarbeit" te verschaf
fen aan hen, van wie het is te verwachten, dat zij bij het groote
gebeuren tot de leidende organen zuilen behooren; mogen zij hen
ontlasten van weik, dat ook door anderen kan worden gedaan, op
dat met grond kan worden verwacht, dat zij uit het gereorganiseer
de leger zullen weten te halen, wat er in zit.
ClE.
694