8898
8888
Indië meerbaar.
8888
8888
Maart 1916 werd de brochure van der Weijden geschreven, wij
hebben nu, Juli 1917, een ander plan „Merens" in handen; het
comité is gedeeltelijk al terug, de weerbaarmaking van Indië loopt
dus vlot van stapel.
In de brochure van der Weijden (orgaan van de Vereeniging tot
beoefening van de Krijgswetenschap 1916, VI, blz. 249) is een van
de bezwaren van den schrijver tegen het vlootplan „dat de aan
bouw daarvan toch altijd enkele jaren vordert; ook moeten de
steunpunten in gereedheid worden gebracht. Daarop kan niet
worden gewacht. De tijd dringt" enz. enz
Daarom heeft hij gelijk; er kan niet gewacht worden, geen dag
en geen nacht en een flink militieleger is in een oogwenk kant en
klaar. „Daarom", ik reciteer, „dient al dadelijk alles gedaan te worden
wat mogelijk is, om met de minst tijdroovende middelen Indië weer
baar te maken. Dit kan slechts door het scheppen van een leger,
dat den ingezetenen vertrouwen, den buitenlander ontzag inboezemt"
en dat moet zijn een militieleger.
Ik geloof best, dat het mogelijk is zulk een leger te krijgen, het
zij een gedwongen, hetzij een vrijwillige militie. Ik geloof zelfs
niet, dat er opstand het gevolg van zou zijn. Als er één volk
tegen militie gekant was, was het wel het Nederlandsche en toch
kwam er geen opstand; al was het nu ook niet zoo gemakkelijk
om het met een Napoleon aan den stok te krijgen. De Heer van der
Weijden zegt, dat wij de betere volkselementen in die militie moe
ten hebben, omdat het een nationale zaak moet worden.
Prachtig maar is dit eigenlijk wel zoo noodig, of voert de in
voering van een militie, dit nationale gevoel dadelijk zoo hoog op,
dat ieder vaderlander wordt?
Toen het beest der Openbaringen van Johannes, zooals de Koning
van Zweden hem noemde, van Elba terug kwam, moet dat het mo
ment geweest zijn, waarop de nationale geestdrift hoog oplaaiende
het geheele Nederlandsche volk te wapen deed loopen; zou men
695
1. M. T. 46 1917.