zoo denken. Helaas, toen de Souvereine Vorst en oproep aan zijn volk deed, meldden zich ongeveer 1000 vrijwilligers en moest hij eveneens overgaan tot de zoo gehate militie. Trouwens in Duitschland, het meest militaire volk, waar Federik de Groote het eerst een soort militie invoerde, was deze zoo bemind, dat hij er een met knuppels gewapend opsluitend gelid achter plaatste. De militaire geest werd er door ingeranseld. Wij zullen dus een leger krijgen, dat het nationaalmaatschappelijk belang ter dege voelt, getuige de demonstraties het vorige jaar en de uitingen der inlandsche pers. Ook op de trouw is te rekenen, maar bovendien zijn er zoovele volksstammen, zegt de heer v. D. W., die wij tegen elkaar uit kunnen spelen. Alleen zou ik zeggen, dat als wij ze allen bij elkaar halen, wij nog maar als 13 tegenover de Javanen staan. Wij zijn nu nog maar aan het begin der brochure v.D. W, waaruit ik enkele grepen deed. Ik zou beide voorstellen zoo kunnen door- loopen, maar dat is mijn bedoeling niet. Mijn bedoeling met het bovenstaande is alleen aan te toonen, dat er heel wat woorden gebruikt zijn, waarvan wij de beteekenis nu niet al te hoog moeten aanslaan. Wij hebben een betere vloot en een beter leger noodig, dat is de hoofdzaak Nemen wij nu eens aan, dat de Nederlandsche volksvertegen woordiging volkomen overtuigd is van deze noodzakelijkheid en vlot werkende ons in een onbeperkt aantal jaren een militiewet bezorgt. De eerste lichting zal opgeroepen worden. Eilieve, wie zal dan die lichting instrueeren? Het kader van het staande leger? Maar dat is alles behalve volledig present. Officieren? maar in het Julinummer van 1916 van dit tijdschrift toonde Actueel reeds aan, dat wij ieder jaar veel te weinig officieren krijgen, dat het totale aantal ieder jaar vermindert. Dit jaar zal er misschien door het kleine verloop een geringe toeneming zijn. Wordt het staande leger dan misschien tijdelijk met onbepaald verlof buiten bezwaar van den Lande gezonden om het kader in de gelegenheid te stellen miliciens te drillen? Wij hebben geen goede intsructeurs voldoende voor onze paar depotbataljons. Lees de klacht daarover in een der overige nummers van dit tijdschrift. Ik wil het nog niet hebben van geschutgieterijen, munitiefa brieken, enz. enz., die wij noodig zouden hebben, neen ik wil beginnen bij het begin en constateeren, dat als die militie er 696

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 50