Daar aanleiding nan „Ons dagelijkse!) brood." Het navolgende dient als een antwoord, of laat ik liever zeggen als een kleine mededeeling aan G W.H.D., naar aanleiding van het onder bovengenoemd hoofd geplaatst artikel in de Juniaflevering van dit tijdschrift Het liefste zou ik nog beginnen met schrijver uit te noodigen tot een bezoek aan het L H, 2de Depotbataljon, waar naast andere landaarden de Timoreezen worden afgericht. Dan zou al dadelijk kunnen blijken, dat het te vlugge africhten van de Timoreesche recruten niet het gevolg is van de zucht van de instructeurs om de premie, op het africhten gesteld, te ontvangen (hiertegen zullen toch ook de luitenant belast met de opleiding één heele - en de compagniescommandant wel waken), maar in de opeenhooping van manschappen bij die compagnie. Vandaag nog telde het dage- lijksch rapport: „Recruten w.o. in gewonen dienst"333 man, terwijl een paar dagen geleden een klasse werd afgericht en daar nu de ruimte meer dan onvoldoende voor dit greote aantal moet wórden genoemd, is de compagniescommandant verplicht de manschappen na 7 maanden opleiding voor africhting voor te dragen, wil geen te groote opeenhooping met al de daaruit voortvloeiende gevolgen (o a meningitis) plaats vinden. Verder spreekt ook de G.O I. van in den regel een opleiding van 7 maanden Deze tijd is zeer zeker te kort; maar hoe lang moet het dan duren? Een jaar is n m m voor de meeste Timoreesche recruten nog te kort. Vooral voor hen, die geen enkel woord Maleisch spreken bij aankomst op de compagnie, en dat zijn er heel wat. Neen, eerst een half jaar op Timor de pas aangeworvenen bezig houden met sport, onderricht in de Maleische taal en een flinke portie rijst en dan, als ze de taal voldoende machtig zijn, naar Java (zie orgaan N. 1. O. V., n° 12, le jaargang, blz 26.) Dan zouden wellicht 7 maanden voldoende zijn. Breng nu een recruut, die geen maleisch begrijpt, terwijl van het kader niemand zijn taaltje verstaat, maar eens aan het verstand, hoe hij moet richten. En dat er vele instructeurs niet geschikt zijn voor de opleiding van Timoreesche recruten, het zal niet tegengesproken worden. Maar die snuggere sergeant, waarvan sprake is, 'k geloof niet, dat het zoover is gekomen, dat hem recruten zijn toevertrouwd. Ten minste 'k geloof, dat ik weet, wie schrijver op het oog heeft en als ik het juist heb, neen, dan liep hij hier ook al te spoedig in de gaten J. S. Grijsgroene ïnandeluniformen. Het plan schijnt te bestaan onze blauwe sergen uniformen te veranderen in grijsgroene en wel naar aanleiding van het feit, dat de tot de velduitrusting behoorende blauwe mantel, de nieuwe veldkleur zal krijgen. 701

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 55