(ets ODer het trahtement en de 17. I uan den minderen militair
in fltjeh en Onderboorigheden.
(Ie Garn. Bat. van A. e. O., Detachement te Tapa toean).
De Inlander kan zich te Tapa toean niet voeden voor
minder dan per dagf 0,35
Hij moet (voorwaarden leverancier) dagelijks ontvangen
een ration vleesch voor0,23
Totaal0,58
Nog niet eens gesproken van andere artikelen, die hij ook moet ont
vangen zooals koffie, 0,50 K G. per maand, klapperolie e.d.
Dus moet de man, omdat zijn V. I f 0,33 en Atjeh-bijslag f0,03
is, f 0,58 f 0,41 f 0,17 van zijne soldij per dag bijpassen. Na
invoering van den duurtetoeslag zou dit worden f 0,15. Hij houdt
dan f0,06 per dag over, waarvan dan tabak moet gekocht worden,
terwijl van uitgaven in de cantine eenvoudig geen sprake is.
Daarbij komt nog, dat de man één keer per dag warm eten
krijgt, hetgeen beslist onvoldoende is, indien zware patrouille-
diensten van hem worden vereischt, terwijl tijdens de patrouille
toch nooit bepaald krachtig voedsel kan worden genuttigd.
Als staving van bovenvermelde beweringen kan dienen, dat bij
een inleg van f 0 35 per dag, een menage moest worden stopgezet,
omdat zulks niet mogelijk bleek.
De man verteert nu van zijne soldij een bedrag, dat ver gaat
boven het maximum, dat volgens den I. D. bij gewone menages
als inleg kan worden gestort.
Indien de regelen vermeld in de aanbestedingsvoorwaarden stipt
worden nagevolgd, zooals thans op Atjeh vrijwel geschiedt, is het
voor den minderen militair geen rooskleurig bestaan, vooral, waar
hij in de buitenbezittingen toch al veel moet ontberen. Waar
verschillende traktementsverhoogingen zijn ingevoerd, rijst de vraag,
of het dan ook niet noodzakelijk is, het traktement van den min
dere te vermeerderen, maar dan ook met een goed bedrag?
Wij kunnen niet meer zeggen, dat het altijd goei gegaan is; de
tijden zijn veranderd, ook voor den minderen militair.
Jhr. O. VAN DER WlJCK.
Eerste-Luitenant der Infanterie.
703