Doordat de doelverkenning aan sergeanten en korporaals werd opgedragen, moest voor de plaatsbepaling de meeste waarde wor den gehecht aan de resultaten der hoekmetingen, zoodat vroeger drie peilingen werden noodig geacht, vóór men een bepaalde plaats dorst aan te nemen. Vermoedelijk is het beruchte artikeltje in het I.M.T. 1911 „De vestingartillerie heeft den tijd" oorzaak geweest, dat thans in het groene boekje staat voorgeschreven, dat als regel een derde peiling niet wordt afgewacht. Daarentegen is het af wachten van twee peilingen nog wel regel, omdat niet op de opgave der coördinaten van het doel wordt vertrouwd. De onder vinding heeft echter geleerd, dat onze peilers in dat opzicht vrij betrouwbaar zijn. Hoeveel te meer kan de opgave der coördinaten worden aanvaard, indien in eiken peilpost een officier de leiding had. Wat een vereenvoudiging van werk zou dit geven, want plaatsbepaling uit twee punten is zeer zelden noodig. Als de vijand de plaatsen onzer peilposten kent, dan zal hij er naar streven zich onzichtbaar voor deze op te stellen en dan zullen wij al zeer te vreden moeten zijn, als een doel uit slechts één post is te zien. Met dit eene peilbericht of met één bericht van een peilpatrouille moet genoegen worden genomen. Is het doel van twee posten te zien, dan is juist de sterk oneffen gesteldheid en de eigenaardige begroeiing van ons terrein oorzaak, dat plaatsbepaling uit twee punten zelden noodig is. Met de opgave der coördinaten van een dier posten kan genoegen worden genomen. Indien dus de peil posten onder leiding staan van officieren, dan is de plaatsbepaling in het G. A. K. zulk een eenvoudig werk geworden, dat het onder algemeen toezicht van één officier door twee daarin geoefende sergeanten kan worden verricht. Kapitein Kiès stelt het voor, alsof er naast elkander zouden be staan een volledige werkwijze in groepsverband en een andere, die voornamelijk van voorloopige vuurbevelen gebruik maakt en daarom sneller zou zijn. Deze werkwijze met voorloopige vuurbevelen zou (niet volgens het groene boekje, maar in oorlogstijd) mogelijk zijn, indien de vuurleiders alle een belangrijk deel van het gevechtsveld zouden kunnen overzien, maar, Kapitein Kiès zegt het zelf, dit is niet mogelijk. Men hangt bij ons af van flankeerend inzicht. Als dan ook Kapitein Kiès den Heer Beudeker verwijt den geest van het groene boekje niet juist te hebben begrepen en verwijst naar het op de blad zijden 146 t/m 149 voorgeschrevene omtrent vuurbevelen, dan moet dit bepaald, op een vergissing berusten. Leest men toch die bladzijden 667

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 7