wetenschap gezuiverd, dat één ervaren luitenant voldoende is
voor het toezicht op het werk èn ook de G.A.C. zich in het
geheel niet peisoonlijk met de techniek van de plaatsbepaling en
het uitgeven van beveleq behoeft te bemoeien. Hij heeft gelegen-
hied al naar omstandigheden zich bij den groepscommandant
op te houden of persoonlijk het gevechtsveld te bewaken, terwijl
hij af en toe het oog van den meester door het G.A.K. zal laten
gaan. Hij moet zich een officier toevoegen c.q. voor het onder
houden van de verbinding met den groepscommandant en voor
andere, bijzondere opdrachten.
De eigenlijke bewakers van het gevechtsveld zijn de 3 officieren,
die zich in de peilposten opstellen en tot taak hebben den G.A C.
op de hoogte te houden van den artilleristisch-tactischen toestand,
beter dan de sergeanten-peilers dat kunnen doen. Zij houden een
oogje op de verrichtingen der peilers, hetgeen, gezien de vaardig
heid dezer mannen, een weinig tijdroovend werk is. Ten slotte voor
zien zij de batterijcommandanten, met het toezicht op wier vuur
zij door den G.A.C. worden belast, van de noodige aanwijzingen
van schiettactischen aard. Dit geven van aanwijzingen kan onder
bijzondere omstandigheden zelfs zulk een uitbreiding krijgen, dat
de officier tijdelijk zelf het vuur leidt
Een aldus werkende artillerie ziet, wat zij moet doen, en ziet,
wat zij doet.
Voor zulk een werkwijze zijn per groep batterijen 6 officieren
noodig. Rekent men nu nog op 1 officier voor de munitie
aanvulling, dan wordt het aantal officieren per groep: 7.
3ij de bereden artillerie heeft men, ook in het vuurgevecht, bij
een afdeeling van 12 vuurmonden 14 officieren. Voor een groep
batterijen vestingartillerie, die 16 of meer vuurmonden kan tellen
van meer vuurkracht dan die van de bereden artillerie, kan een
getal van 7 officieren geen overdaad worden genoemd. Integen
deel, zelfs al is de taak der vestingartillerie, zooals Kapitein KiÈS
mededeelt, weinig belangrijk, een indeeling van officieren volgens
het groene boekje is strijdig met elke oorlogservaring, 't Is duidelijk,
dat, als de bereden artillerie 14 officieren op 12 stukken noodig
heeft, dat dan de vestingartillerie nooit de vuurkracht uit haar
geschut kan halen, die er in is. Of de moreele indrukken van
het gevecht zullen onze zonder officieren in het vuur staande
mannen te sterk blijken en dan wordt er niet gevuurd, öf de munitie
wordt wel verschoten, doch dan kan men er op aan, dat onze
kostbare munitie jammerlijk wordt verspild.
669