De Recrufencpleiding in ons Leger,
in hei bijzonder die nan den Timorees.
Naar aanleiding van het artikel van G. W. H. D., voorkomende
in het I. M T. van Juni 1917 en getiteld „Ons dagelijksch brood",
zij het mij vergund eenige opmerkingen ten brste te geven, die
wellicht ten goede zullen komtn aan de schietopleiding, inzonder
heid aan die der Inl (Javaansche en Timoreesche) recruten in het
bijzonder, maar ook aan de recrutenopleiding in het algemeen.
Ten eerste ben ik het volkomen met G.W.H D. eens, wat betreft
den eersten zin van zijn artikel luidende: „de indruk dien de meeste
der pas afgerichte recruten, in het bijzonder der Timoreezen, bij
het veldbataljon maken, is verre van gunstig".
Maar dan wensch ik ook direct te onderstrepen de beide woor
den „de meeste". Zelf heb ik gedier.d bij een veldbataljon, waar Timo
reezen worden ingedeeld na afgeëxerceerd te zijn (in casu dus het
21e) en daa door was ik in de gelegenheid de resultaten van die
recrutenopleiding van nabij te beschouwen en ik moet bekennen
in de meeste gevallen waren die verre van schitterend; doch ik
herinner mij ook, dat ik eens, toen we weer nieuwe Timoreesche
manschappen van Solo hadc'en gekregen en ik de eerste schiet
oefening van hen bij de compagnie leidde, deze uilkomsten, zoowel
wat betreft treffers als de verschil ende verrichtingen, zoo goed en
correct vond, dat ik niet nalaten kon de Eur. sergeanten der compagnie,
die toen dus de brigadecommandanten waren, en meer in het bij
zonder belast met de verdere opleiding der menschen, hierop te
wijzen en hun onder het oog te brengen, dat, indien de nieuwe
soldaten na eenigen tijd minder goed gingen schieten, dit de schuld
was van ons lij het veldbataljon en dat ik dus niet meer dien
algemeenen dooddoener wilde hooren „ja, luitenant, je kunt van
die menschen niets maken; ze komen van het Depot en weten dan
letterlijk niets".
Want maar alteveel dekken wij bij de veldbataljons, officieren
(tot de hoogsten toe) en kader, ons hier achter. Wanneer een man
755