om bij een recrutenbataljon als instructeur te worden ingedeeld; ik
voor mij geloof zelfs dat onder de officieren, maar vooral onder de
minderen, slechts zeer weinigen daarvoor geschikt zijn. Laat men
deze dan vasthouden, als men ze eenmaal heeft ontdekt (of gevormd),
zoo lang mogelijk! Waarom krijgt een goed instructeur bij over
plaatsing op zijn stamboek en EAB. niet de aanteekening mede:
„heeft veel tact om met recruten om te gaan" b.vevenals een
goed menagemeester eene dergelijke aanteekening mee krijgt? Hier
door zou men eene aanwijzing hebben, wanneer er weer een aan
vraag kwam voor instucteurs bij een recrutenbataljon, en zou niet,
zoo als nu het geval is, de slechtste krachten bij de veidbataljons
„geloosd" worden om zich belast te zien m t eene zoo uiterst
delicate taak als het opleiden van recruten (zie het voorbeeld door
G.W.H D. aangehaald).
Omtrent officieren zou ik graag zien, dat gebroken werd met de
gewoonte om minder geschikten in te deelen bij de depot's. Hier
door krijgt men een vaak aan den dienst onttrokken worden van
deze officieren en een niet kunnen voorgaan bij de gymnastische
opleiding, een factor, waar ook nog veel te weinig zorg aan wordt
besteed en die ook oorzaak is van de slechte schietvaardigheid van
den man. (Zie ook het artikel van den heer Beckman, getiteld:
„Sport in ons Leger", in de Juni-aflevering van 19.6 van het
Orgaan der N.I O V.)
En vööral! Laat men de recrutenbataljons steeds volledig geënca
dreerd houden! Uit een particulier schrijven van een collega bij het de-
pötbataljon te Solo is mij bekend, dat die gedurende vele maanden als
eenige luitenant beschikbaar was voor alle diensten, zoowel com
pagnies-, garnizoens- en korpsdiensten Vele weken achtereen
piket, belast met voorloopige- en gerechtelijke onderzoeken (legio, als
men bedenkt, hoevele gedrosten na '14 als koelie of anderszins
weer zijn opgevat).
Het spreekt van zelf, dat bij waarneming van zóóvele baantjes
aan dien officier tijd en lust ontbrak om zich- met. den noo-
digen ernst te wijden aan zijne voornaamste taak, de recrutenop-
leiding. J
Het is dus een vereischte, dat de recrutenbata'jons in de eerste
plaats, wat betreft officieren, volledig geëncadreerd zijn. Ook is
het m.i. niet aan te bevelen jonge officieren, pas uit Holland, daar
bij in te deelen; deze weten nog te weinig van Indische toestan
den-vooral die in het Leger - af, kennen als regel te weinig Maleisch
en missen de noodige tact om deze halfwilden tot soldaten te vormen.
762