Van zèèr veel belang zou het mij lijken, dat bij de recrutenbatal-
jons steeds een zeker aantal oudere manschappen10 b.v. van
iederen landaard en van zèèr goed gedrag en met juiste militaire
begrippen werd ingedeeld. Deze zouden bij aankomst van nieuw-
geworvenen zich er het meest mede moeten bemoeien, hun van
alies vertellen, wijzen op het nut van een en ander, kortom, den
nieuweling aantoonen, dat de stap. die hij thans gedaan heeft, een
vooruitgang is en hij het nu veel beter zal hebben dan in de kam
pong, zichzelf daarbij ten voorbeeld stellende.
Uit mijn eigen recrutentijd weet ik, van höè grooten invloed het
gekanker van oudere kameraden kan zijn en dat dit vaak medewerkt
om te désillusioneeren, ontvankelijk als men in dien tijd, waarin
men een toch zoo grooten stap heeft gedaan, is voor invloeden
van hen, die reeds een tij 'je „meesloffen".
Ik ben er dan ook van overtuigd, dat vele gevallen van desertie
in den eersten diensttijd het gevolg zijn van opstokerijen en af
schrikkingen vaak tegen beter weten in, wat vooral bij Europeanen
het geval is van oudere kameraden; wanneer hierbij dan nog
komt de invloed en de voorspiegelingen van koeliewervers, is de
verleiding meestal te groot en volgt desertie.
Ik hoop in het bovenstaande eeiige wenken te hebben gegeven,
die ik als juist mag qualifieeeren in verband met eigen ondervinding
in mijn thans meer dan negenjarigen diensttijd opgedaan, waarbij
ik als soldaat begonnen ben en dus de herinneringen, in dien tijd
opgedaan, nog heb bewaard.
Moge een en ander ten goede komen aan de opleiding van onze
soldaten en dus van ons Leger.
Augustus 1917.
S.
763