moeten daarmede sprongsgewijze de aanvallende tirailleurlinie volgen (p 77, 178), tot op de kleine afstanden 115, 117, le en 2e Bij het in stelling komen hetzelfde gebrek: Punt 39 schijnt te veel in het teeken van den mitrailleur te staan. Het stelling nemen op de wijze, als bedoeld in de 3 laatste alinea's, zal nimmer kunnen geschieden bij vermenging met andere onderdeelen op de wijze, aangegeven in de 3e alinea. In dat geval zal iedereen wel tot in de stelling (dekkend terreingedeelte als galangan, slootkant) moeten voortgaan, zooals de infanterie gewoon is. Daarna wordt al dadelijk de aandacht van den sectiecommandant te veel gebon den door het 3e geweer (blz. 33, 1e al.), terwijl gedurende het vuren de toestand er niet op verbetert. In kritische gevechtsmomenten, als er veelgeschoten is en loop verwisseling zijn aandacht vraagt, of vuurstoringen moeten worden opgeheven (p. 42), moet de s. ct, zij het dan ook „voor zooveel zijn overige werkzaamheden dit toelaten", bij no 3 als helper optreden. Het zal duidelijk zijn, dat de indeeling van personeel te kort schiet in de taak der bediening van de geweren, dus in het volledig benutten der vuurkracht aan het mechanisme eigen. De verrichtingen, welke den sectie ct. in p 42 worden opgedragen, leiden zijn aandacht van de eigenlijke vuurleiding af, binden hem te veel en geven aanlei ding tot veel heen en weer gekruip in de stelling, hetgeen vermeden moet worden en als regel trouwens ondoenlijk is Bij de voorposten, bij het bewaken van accessen en naderings wegen (p. 201), bij het bezetten van belangrijke punten door voor- hoedeafdeelingen <197), bij het in-stelling-komen, bij het bezetten van terreinvoorwerpen, bij opstellingen tot het enfileeren van onbe- streken ruimten voor de eigen stelling en in tal van andere gevallen zal zich, vóór de vuuropening door de geweermitrailleurs, vaak het geval kunnen voordoen, dat behoefte bestaat aan het afgeven van enkele schoten (b. v. om verkennende patrouilles op een afstand te houden, om enkele enfileerende schutters te verdrijven), terwijl door het vuren schot voor schot van uit de reeds ingenomen opstelling der madsengeweren het doel niet getroffen kan worden. De pistoolbewapening is dan onvoldoende en hulp zal gevraagd moeten worden aan infanteristen van de aanvankelijke bezetting der stelling, waarbij een ongewenschte beweging in de stelling of een te vermijden opeenhooping van personen in de nabijheid der geweermitrailleurs kan ontstaan, of kostbare tijd verloren kan gaan In zulke gevallen zou de bediening de behoefte van een geweer of karabijn sterk kunnen gevoelen. 772

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 62