Het bepaalde bij artikel 6 is echter gedurende de maanden October,
November er December 1917 niet van kracht op de houders en
bestuurders van motorrijtuigen, die volgens de oude bepalingen reden.
Indien deze personen 1 October a s. nog geen nieuw rijbewijs
of nummerbewijs hebben, wordt hun aangeraden deze zoo spoedig
mogelijk aan te vragen en de nummerplaten te laten aanbrengen.
Volgens artikel 7 is het nummerbewijs geldig voor geheel Indië,
indien de houder zijne woonplaats in het gewest heeft, binnen het
welk het is afgegeven. Verlaat hij zijn gewest metterwoon, dan ver
liest het twee maanden daarna zijn geldigheid. Daarom is de houder
verplicht bij verandering van woonplaats naar een andere gewest
zijn nummerbewijs binnen twee maanden van het hoofd van gewes
telijk bestuur van zijne nieuwe woonplaats te doen toekomen, die
dan een nieuw nummerbewijs uitreikt. Bij vervreemding of vernieti
ging van het motorrijtuig en evenzo bij het verlaten van Neder-
landsch-Indië is, de houder van het nummerbewijs verplicht dit
terug te zenden aan de autoriteit, die het heeft uitgereikt met ver
melding van de rede van terugzending
Nummer- en rijbewijzen worden schriftelijk aangevraagd respec
tievelijk aan het hoofd van gewestelijk en plaatselijk bestuur
Volgens artikel 10 wordt in drie gevallen een rijbewijs niet af
gegeven: ..-ii
le indien de betrokkene den leeftijd van achttien jaar met met
zekerheid bereikt heeft, voor het besturen van alle motorrijtuigen;
2e indien de betrokkene den leeftijd van veertien jaar met met
zekerheid bereikt heeft voor het besturen van motorrijwielen;
3e. indien hem bij vonnis de bevoegdheid om motorrijtuigen te
besturen is ontzegd. j
Volgens artikel 11 verliest een rijbewijs zijn geldigheid zoodra
aan den houder ëen ander rijbewijs is afgegeven.
Volgens artikel 13 is het verboden met een motorrijtuig overeen
weg te rijden of te laten rijden met zoodanige snelheid dat de
vrijheid of veiligheid van het verkeer op dien weg wordt belemmerd
of in gevaar gebracht, onverminderd het bepaalde bij artikkel 5.
D. w. z., dat waar een maximum snelheid van 10 K. M. of meer
per uur is voorgeschreven, de motorrijder in bepaalde gevallen
beneden die snelheid zal moeten blijven, met het oog op de veilig
heid of de vrijheid van 't verkeer.
Volgens artikel 14 moet de bestuurder van een motorrijtuig het
doen stilhouden en de motor in rust houden telkens, wanneer de
veiligheid van het verkeer zulks vordert.
Artikel 15 verbiedt hem door rook of damp de overige gebrui
kers van den weg ernstig te hinderen.
Zonder voldoend toezicht mag hij volgens artikel 16 zijn rijtuig
niet op den weg laten staan, tenzij de motor in rust gebracht is.
Artikel 17 legt hem de verplichting op behoorlijk uit te wijken
voor motorrijtuigen, lijwielen, rij- of voertuigen, rij-of trekdieren en
ander vee en wel naar links, bij het tegenkomen, naar rechts bij
het inhalen en naar links indien hij ingehaald wordt voor zoover
de ander de noodige ruimte om voorbij te komen mist en het ver-
780