V7an fllles Wat.
BoIIanders op hun smalst.
Die geen taal heeft is geen
naam weerd.
Waar geen taal leeft is geen
volk!
Guido Gezelle.
Om meer dan één reden van meening verschillend met hen,
die het gebruik van vreemde woorden in onze taal als een onder-
geschfkte zaak "beschouwen, neem ik de vrijheidop te kom»
tegen het in de vorige aflevering voorkomend stuk „Holland op
ZI^wintngèwraakt moet het worden wegens opzet en inhoud, wegens
den geest welke het ademt en wegens de helaas onbewuste en
onberedeneerde inslemming, die dat stuk bij dusgenaamde Neuer-
larEnerSalsatikWedkakneitegen dat alles verzet aanteeken dan wrasch ik
met nadruk vooraf vast te stellen, dat. wat 'LÏÏI brlchr l n 'l
gericht is tegen 't geen de schrijver in t midden bracnt ten mi
minst dus tegen zijn persoon), maar dat het gaat tegen die, jamm
eenoeg nog veel te groote g oeo van zich Nederlander noemende
pereonén, voor wie Staring blijkbaar vergeefs leefde en wrens
vermaning ik als volgt mag weergeven.
Hebt ge een vaderland, zoo kleef niet aan een ander,
Wees Gal, noch Brit, (noch Pruis), wees Nederlander.
Want" "et 'is eene zaak, die de meest verspreide takken eener
natie door eenen gemeenen band met den moederstam vereemgt,
3fe aan het leven der volken kracht en voedsel geeft en wede -
keerig het leven der volken in haren schoot opneemt, de laatste
hprinnpring die van vroegere grootheid overblijft voor degenen,
die geen vaderland meer hebben, het laatste offer, dat de
land van den overwonnene kan vorderen en^tot zijne eigen N
riiUwiiK gevergd heeft- het is de taal." Zóó sprak eens Bakhuizen
van den Brink in een rede over „Vaderlandsliefde" om daardoor
aan te geven hoe liefde voor taal en land één is.
784