wekelijkschen rustdag toe en vandaar, dat groote troepenoefeningen,
b. v. de legermanoeuvres, steeds door 24 uren rust, grootendeels
vallende op Zondag, onderbroken worden. Echter wijst de practijk
uit, dat de rust op zoo'n rustdag maar zeer betrekkelijk is. Immers,
het is noodzakelijk op dien dag kleeding en uitrusting eens goed
na te zien, de paarden en het materieel te inspecteeren, omdat op de
andere dagen daartoe geen gelegenheid bestaat. Ook wordt de voor
middag van zoo'n Zondag dikwijls geheel door eene bespreking van
de oefening in beslag genomen. Zou het nu onmogelijk zijn een zoo
danige regeling te treffen, dat ook gedurende de groote oefeningen
de Zondag voor officieren en manschappen werkelijk een rustdag
is? Op de overige dagen zou met des te meer ijver en toewijding
worden gewerkt. Nu laten wij hier religieuse bezwaren buiten be
schouwing, omdat zij niet bij iedereen bestaan, doch het komt ons
voorbarig voor aan te nemen, dat zij bij niemand zouden bestaan.
X
791