voering, was er veel meer kans op slagen geweest, dan in de helaas nog zoo talloos veel voorkomende gevallen, dat men bij den aanval de artillerie in bewakingsstelling zet en laat vuren op „loonende doelen". Hoe had de artillerie moeten of kunnen worden gebruikt? Dit zij in 't kort geschetst. Hierbij als vaststaand aannemende: le. Dat een brigade een zeer kleine troepenmacht is, die niet veel met de tactiek (hier speciaal bedoeld het gebruik der artillerie) moet knutselen, 2e. Dat we het opmarcheeren in twee colonnes en onbeheerd laten van den hoofdopmarschweg zonder meer aanvaarden en het gebruik der artillerie daaraan aanpassen. 3e. Dat het zijterrein voor veldartillerie onbegaanbaar is en over schrijding van de weggedeelten, die vanuit Tjiherang pondok wor den ingezien, te veel verliezen zou opleveren. Het gevechtsplan eenmaal vastgesteld zijnde, moeten we goed voor oogen houden, welke taak de artillerie wacht. Deze is: onze infan terie de naderingen daarna de bestorming van de vijandelijke stelling mogelijk maken. Bij de nadering heeft de infanterie, althans op de middelbare en groote afstanden, het meest te lijden van het artillerievuur des vijands. Daarom moet een gedeelte der eigen artillerie bestemd worden om de vijandelijke artillerie te bestrijden, c.q. onmiddellijk het vuur daarop te kunnen openen. Op de kleinere afstanden heeft de aanvallende infanterie bovendien veel te lijden van het infanterie- en mitrailleurvuur. Daarom moet een gedeelte der artillerie bestemd worden om de stelling orgier vuur te nemen en, daar het, althans met een geringe artilleriemacht, niet mogelijk is het geheele front voldoende onder werk aam vuur te houden, moet op het hoofdaanvalspunt zooveel mogelijk het vuur worden geconcentreerd. Behalve onze eigen infanterie, zal de vijand trachten ook onze batterijen onder vuur te nemen, om het steunen van onze infanterie te beletten. Ook tegen deze batterijen moeten wij gewapend zijn. -Ten slotte moet men zich wapenen tegen onvoorziene omstandig heden, b. v. tegenaanvallen. Hiervoor houdt men artillerie ter be schikking, al of niet in stelling. Indien men slechts weinig artillerie heeft, moet men dikwijls een of andere bijzondere taak laten vallen en alzoo roeien met de rie- 816

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1917 | | pagina 22